Has your Mother ever proposed visiting Uzbekistan together, just the two of you, no guide, no travel agency? Are you quite sure where to pinpoint Uzbekistan on a map? It’s one of those Stan countries, easily confused with the many others. Somewhere in nowhere, between the east and the west perhaps. I understand the uncertainty, you are not alone.
When I disclosed to friends and family that Mom and I considered visiting Uzbekistan, most of them started saying their goodbyes and expressing heartfelt condolences. Others tried to convince us there was still a life worth living somewhere out there, and that we shouldn’t sacrifice ourselves so unnecessarily. “Why would you even consider visiting a country whose name I have already forgotten? Don’t the Taliban operate there in their free time?”
So as we departed, not everyone rested easy, unsure what we would encounter during our two weeks at the heart of Central-Asia.
As we explored the outskirts of the capital Tashkent, we stumbled on a large literary festival in some religious centre. Local school children had gathered to enjoy live theatre in the middle of the square, but the bravest among them quickly flocked towards us, trying their hand at the English they knew from pop songs and social media. Proud of their heritage, they explained the artistic symbols of their culture to the best of their ability, describing the ripe fruit that would descend from the Ferghana valley at the end of summer and the patterns in the woven fabrics seen in the streets.
In the large bazaars, where people congregated for the buying and selling of all goods, from small fruit trees to live animals, clothing and large mounds of spices, people watched us with a friendly curiosity. They waved at us to approach, so we could examine their goods more closely, trying to engage us in the price-determining game they are so used to winning against tourists. As we had brought barely any cash, still not familiar with the hundreds of thousands necessary to buy a loaf of bread, we simply could not buy anything. But as the language barrier left us unable to explain the situation as such, the salesmen continued lowering their prices until they thought us fools for refusing the bargain.
And when we eventually were met by a mother shopping for groceries at the market, a woman who could converse in English, although slowly, we immediately received an invitation to her home. She would gather the whole family, some of whom would bring their instruments, and build a feast for two guests who had travelled so far. A sheep was to be slaughtered in our name, and she would be personally responsible for the cooking. We should have said yes to such a proposition.
So, when your mother invites you to travel around Uzbekistan, where the fresh fruit accumulates in summer, mounds of spice can be savoured for miles around and old mosques shine with their blue tiled domes in the sun, you should probably grab that opportunity with both hands. If she doesn’t, you should invite her yourself.
Dag 1
Ik schrijf dag één, maar het is bijna drie uur in de nacht naar mijn gevoel, nog eens drie uur later volgens de klok. Naast me, mijn Moeder slaapt, het smalle gangpad en dan drie stoelen, waarvan enkel de middelste bezet is. Een vrouw die uit vorige eeuwen stamt, volledig in zwart gehuld, weegt gouden en zilveren juwelen, en noteert ondertussen in kraaienpoten vanalles op kleine papiertjes. Een mysterieuze jongeman komt geregeld naast haar staan. Waarom weet ik niet.
Het gedonder van vier motoren omringt de ongeveer honderd zielen op weg naar familie, zoekend naar hun thuis, of misschien lopen ze weg van zichzelf. Het oude Britse koppel voor me; hij spierwit, zij doffend ros, willen vast een laatste avontuur voor het grote onbekende.
Daarnet ontwaakte ik uit mijn half sluimer, half droom, met Godspeed you! Black Emperor in mijn oren, een versleten en diepe bas, als een uitgeputte hond, fluisterend over het einde der tijden en ondertussen weent, gilt en schreeuwt een gitaar. Even mysterieus is mijn kleine raampje. Het oog als van een onderzeeër, kijkend naar het grijs-zwart beneden, waar ik door de waas van wolken en mist licht zie aan het oppervlak. Mensen die tegen alle ratio in nog altijd in de onliefhebbende woestijn van Centraal-Azië wonen.
Maar ik weet waarom ze daar blijven. Het antwoord op dat raadsel hangt mooi boven hun hoofd, en als ik mijn nek eens kraak en me zo diep mogelijk in mijn stoel wring, zie ik het ook. In de zwarte oceanen van het onbereikbare fonkelen meer sterren dan ik voor mogelijk had gehouden. Voor het eerst in mijn korte leven ontdek in de betoverende schoonheid van de Melkweg en dan is het niet moeilijk om je klein te voelen.
Er ontwaakt iemand met dorst en maakt daartoe een extra lichtje in de cabine. Door de gedachte aan al het zand onder me verlang ik evenzeer naar koel, fris water. Maar ik weet dat dat een luxe is waar ik weldra zal landen. De sneeuw die valt in de uitlopers van de uitgestrekte Himalaya smelt steeds sneller en voedt de machtige rivieren van India en haar buurlanden. Slechts een fractie komt terecht in de centrale steppes, waar het meeste gebruikt wordt om de katoenvelden te irrigeren. Velden die onze kleren groeiden en nog altijd de mode-industrie draaiende houden. Daarnaast wordt er veel verspild en slechts een beetje blijft over voor de mensen die stoffig en met eeltige handen thuiskomen.
De eeuwenoude goudweegster is in slaap gevallen, met haar opengeklapt tafeltje nog vol met silhouetten van notities, doosjes en een compact weegschaaltje. Wat moet ze met al die juwelen en hoe durft ze die zo te laten rondslingeren? Is zij de zijderoute waar ik zoveel over heb gelezen en die ik zo graag ervaren wil?
De zon is daar. Niet in zicht maar ze heeft de draaikolken rondom mij lichtblauw gekleurd, met een fijne witgele streep aan de horizon voor het vliegtuig. Ik ben geneigd haar buiten te sluiten en mijn raampje dicht te doen. Ze is hier veel te snel, nauwelijks geslapen, de nacht doorvlogen en daardoor gehalveerd en mijn ogen jeuken wanneer haar licht mij de dag in trekt.
We landen over drie kwartier vertelt het scherm, koppig ga ik proberen nog wat slaap te vatten voordat het te laat is.
Dag 2
Bijna vierentwintig uur wakker en ik sta in een rij “foreigners” die langzaam voort schuifelt naar een komisch glazen hok, waar een jonge Oezbeekse paspoorten en visa’s controleert. Alle vermoeide mensen staan als tamme dieren hun beurt af te wachten en even later overhandig ik geruisloos mijn documenten. Ze kijkt me niet aan, maar toch besluit ze dat ik op mezelf lijk en ik krijg een stempel als op een postzegel, teleurstellend zonder krullen of gekleurde inkt.
Buiten wacht een kleine menigte kalende vijftigers ons toe te roepen, één grijpt me bij m’n pols, maar ik lach hem beleefd weg wanneer ik achter de drukte een vredige man zie, met vers gedrukt “Freya Joukes” op een A4. Ik wandel tot bij hem maar moet hem uitleggen dat niet ik, maar mijn Moeder Freya heet. Voor hem allemaal hetzelfde, zijn auto staat wat verder, hij neemt onze valiezen over en mijn uitgeputte lichaam bakt in de ochtendzon. Het is nu al 25 graden.
Het is stil in de Taxi, maar op straat is het dat niet. Duizenden witte Chevrolets zoeven rondom ons, de werkdag moet nog beginnen en Tashkent maakt zich klaar. We zijn snel in het hotel, verstopt in een groter gebouw, waar goedkope namaak, dure namaak en fastfood verkocht worden. “Tashkent Diamond” staat er boven de deur naast de onze. Omdat we te vroeg zijn kunnen we onze kamer nog niet binnen en besluiten we onze bagage achter de balie achter laten.
De musea zijn nog niet open, dus na een eerste memorial besluiten we elders het exotische te zoeken. Komt goed uit want we hebben honger en op onze kaart staat de “Chorsu Bazaar” dubbel omcirkeld. Daar kan je alles kopen, lachend, ALLES! Dus we zetten ons op de oude Sovjet-metro, die tegen onwettelijke snelheid van prachtig naar uniek station raast, en dat voor 10 cent per ticket. Na een overstap en wat gerammel zijn we op onze eerste echte bestemming.
Een heus labyrint ontspruit aan de trappen die de zon steeds heter bakt en in alle richtingen strekt zich een zee van mensen, lawaai en kraampjes zich uit. Bekronend zien we voor ons de enorme koepel van de bazaar zelf, maar slechts een klein deel van de verkopers verstopt zich hier, enkel vlees, yoghurt en gepekelde groenten worden hier beschermd tegen de hitte. Voor we daar onze 50.000 Oezbeekse Som kunnen kwijtspelen (net geen 5 euro), verkennen we de koopwaren die Gods handen uit alle windstreken hierheen grabbelde.
We passeren goedkope massaproducten uit China, nog uitgestald, maar toch al eerder afval dan koopwaar, overal gedroogd fruit, manden vol noten, links de dierenmarkt, met kippen kakelend ik kooien, rechts een met metalen platen overdekte markt waar een ware gaard van zuiderse fruitbomen te koop staat, enkele munten per exemplaar, appels zien we het meest, maar andere vruchten, verse amandelen nog in de huls, citroenen die bijna openspatten van het sap en reusachtige meloenen liggen ook overal. Verkopers van potten honing, of hele graten, zakken aardappelen, uien en bloem van 50 kilo liggen daar, naast de kraampjes van kruiden en exotische specerijen, emmers nootmuskaat en saffraan, poeders van kurkuma en sumac kleuren onze neuzen en pikken in onze ogen wanneer een briesje opsteekt, en overal gedroogde bladeren die de verkopers enthousiast in onze handen duwen, waarbij ze iets zeggen over “chai”, ze proberen ons thee te verkopen.
Eerst dertig euro voor een halve kilo gemixt, maar zoveel hebben we niet bij ons en we willen eigenlijk niets kopen, tenzij een verse lunch. We kunnen natuurlijk niet uitleggen dat onze Oezbeekse Som op zijn, dat we eigenlijk gewoon wouden rondkijken, en hij doet ondertussen steeds grotere bedragen van zijn prijs. We wandelen verder met een prijs van drie euro maar geen aankoop op ons geweten, we voelen ons bijna schuldig en daarom zoeken we een fles koud water om terug tot onszelf te komen.
We teren op de laatste restjes adrenaline, maar niet veel verder is er een 16e eeuwse Madrasah, die, nu we niet kunnen overslaan nu we hier toch zijn. Korans en ander religieus goed staan uitgestald in de overdekte gang van verkooptenten, afgewisseld met oude Russische tijdschriften en zoete deegwaren. Wanneer we de Madrasah binnenwandelen worden we welkom geheten, maar slechts tot aan die drempel, want het is les, het is tevens twaalf uur, tijd voor het gebed, gelieve niet te storen.
Het woeste metrostel brengt ons thuis, en onderweg kijkt iedereen ons aan alsof we even exotisch zijn als de waren op de markt. Mijn met sproeten bepoederd gezicht is een specerij die ze hier niet kennen. Maar de mensen zijn allemaal ontzettend vriendelijk en behulpzaam, niemand staart, en het is moeilijk je hier niet al snel thuis te voelen. We besluiten te crashen in onze kamer, eerst een koude douche, dan zoals verplicht wat scrollen op de schermen die we bij hebben, maar het duurt niet lang voordat we eindelijk instorten. Het is pas zes uur s avonds wanneer we terug ontwaken.
Wie bezweet wakker wordt heeft niet goed geslapen, en dus spring ik opnieuw onder de douche om af te koelen. Buiten is het avondleven begonnen en vanuit ons raam op de derde verdieping zien we het park onder ons gevuld met drinkende en etende mensen. Tafeltjes vol, beschut door fel roze bomen en ergens speelt er luide muziek. Tijd om te eten.
Twee hip geklede, jonge dames helpen ons aan een taxi, die ons vervolgens bijna de dood in rijdt. Gelukkig kent de chauffeur buiten “sit down” ook nog “sorry!” in het Engels, en nerveus lachen we het net-geen-frontaal-accident van ons af. Voor anderhalve euro geraken we op onze bestemming, een Georgisch restaurant aan de andere kant van de stad. Twee honderdjarigen, gitaar in hand vullen, de kamer met ambiance en we worden al snel vrienden met een van de garçons. De kaart is in het Russisch en daar begrijpen we natuurlijk geen snars van, dus we kijken naar de prentjes en wijzen aan wat we willen eten.
Gerecht na heerlijk gerecht komt op ons af en we genieten met volle teugen van zaken die we nog nooit geproefd hebben. Veel groenten en noten, maar ook mals vlees en brood gevuld met gesmolten kaas. Halverwege neemt een Georgische het over op het podium en zingt ons toe met haar zachte stem. We sluiten af met een theepot “herbal mix”, die ons doet terugdenken aan de bazaar van deze voormiddag en we zijn ondertussen zo goed bevriend met de ober dat hij ons 10% korting geeft op de maaltijd.
Een geïmproviseerde taxi, net als alle andere zonder gordels, brengt ons tot bij het hotel, nog een laatste douche, en slaapwel.
Dag 3
Wat een geweldige stad, gevuld met sympathieke mensen! Het ontbijt sla ik over en ook het verslag over het museum van toegepaste kunsten moet wachten op een eventueel voetnootje later, ik heb betere verhalen om handen.
Want tegen de middag stappen we uit de metro, de zon in, en moeten we een weg over die evenveel baanvakken heeft als er op dat moment chauffeurs zijn. Daarna belanden we in een wijk van oude sovjet-appartementen, ooit elk kamertje met identieke gevel, maar doorheen de jaren maakte elke inwoner de zijne uniek, gemets, uitbreken of schilderen, afbladderen en bloemen op het balkon. In het midden staat een kleurrijke speeltuin, gemaakt uit industriële stalen buizen en platen. Alles is minstens vijftig jaar oud.
We wandelen een eindje bergop, totdat een eerste, reusachtige koepel verschijnt. De blauwe bekronen van een betonnen monster, een nog niet afgewerkte moskee, gloednieuw en precies made in China. Gelukkig vinden we het erachter authentieker. Het 16e eeuwse Hazrati Imam Complex bestaat uit een moskee, gekaderd door twee torenhoge minaretten, een madrasah waar we wel binnen mogen, en mausoleum met kerkhof en doorheen de boomkruinen zien we vaag vormen van nog veel meer gebouwen.
De eerste foto is nog niet genomen of een nasale stem weerklinkt uit de moskee. Het is 5 voor 12 en het middaggebed begint weldra. Werkmannen, kaal of met Oezbeeks hoedje, en andere karakterkoppen stromen van alle kanten toe en met kippenvel staan we voor de open deur die voor ons gesloten is. Geen erg, we stappen verder en op het centrale plein erachter vinden we kinderen met vliegers die tevergeefs proberen in de te zwakke bries.
Dan trekt een oosters ritme ons verder en het blijkt dat vandaag de dag van het boekenfestival is; deel van de Ramadan. Drie zijden van een vierkant vormen een marktje, waar niet alleen de profeet wordt verkocht, maar ook fysica en Russische literatuur springen in het oog. Op het podium van de vierde zijde speelt met toneel, verzen uit de Quran, en taferelen uit de lokale geschiedenis passeren de revue.
We zijn bijna rond wanneer we overvallen worden door een eerste studente. Ze draagt niet alleen een hoofddoek, maar ook het enige mondmasker dat we tot nu toe zagen sinds het verlaten van de luchthaven. Ze wil haar Engels oefenen en daar helpen we maar al te graag bij. Het duurt niet lang of we raken omsingeld, tien tot vijftien studentes dringen zich rond ons en vertellen enthousiast en met trots over hun land en cultuur. Lachende ogen alom en ik ben trots wanneer ik weet waar ze het over hebben en zelfs kan meepraten.
Zij natuurlijk verbaasd en dan draaien de rollen zich om. Wie ben ik, hoe is het leven in België, hoe heb je voor het eerst over ons land gehoord? Het gesprek houdt zichzelf in stand en een kleiner wordend groepje gidst ons doorheen de madrasah, één vertelt me alles wat ze weet over de traditionele souvenirs die we in de winkeltjes zien terwijl de rest foto’s bekijkt van onze familie en onze thuis.
We krijgen honger en zij ook, het is namelijk drie uur gepasseerd, maar in tegenstelling tot ons mogen zij hun vast niet breken. De samsa (Oezbeekse deegwaren met aardappel en schapenvlees erin) die we voor hen kopen wikkelen ze in een vel krantenpapier voor vanavond en ze bedanken ons uitvoerig. Wij zijn even dankbaar voor de geweldige namiddag, ze vertaalden voor ons in de winkeltjes, waar we vele gewaden pasten maar spijtig genoeg niets kochten en leerden ons alles wat in hen opkwam. Na afscheid en uitwisseling van contactgegevens geldt slechts één conclusie: hiervoor ga je op reis.
Bij het overstappen een halte verder verkennen we even “Tashkent City”, de nieuwe wijk, vol half afgewerkte glazen torens rond een mooi park/plein. Buiten de werkmannen die zwoegen in de hitte is het hier volledig verlaten. Later, terug op de metro, stapt er iemand op me af, hij vindt mijn lange haar super en na een korte babbel blijkt dat onze verjaardagen slechts twee weken schelen.
Hij verder naar de universiteit, maar wij stappen af, even langs de bank, een verse fruitsap, waar zijn die valiezen en we vliegen naar Khiva.
Of nee, dat is gelogen. We vliegen naar Urgench, waar een taxi ons opwacht, wederom met papier in de hand. Geen woord Engels natuurlijk. We rijden door elk rood licht en steeds over de limiet. Gelukkig, want anders liggen we pas na middernacht in ons bed.
Dag vier
Desondanks toch vrij laat en we verslapen ons. Geen probleem, ontbijt kan altijd en we trekken tegen tien uur de stad in. We stellen geen plan op, buiten dan misschien, “Nu even verkennen en rondwandelen, dan kunnen we na de middag een dutje doen”. We wandelen weg van het centrum, de kleine steegjes in, waar hard gewerkt wordt om alles in ere te herstellen. Daarom zitten twee kerels op hun hurken nauwkeurig te controleren, terwijl een derde schildert en timmert.
We vervolgen onze wandeling langs de binnenkant van de balkvormige stadsmuur, gemaakt zoals bijna alles hier uit leem en riet, en bekroond met kantelen als hoektanden. De eerste hoek dient ook als kerkhof en een heleboel tombes liggen als houtblokjes kriskras door elkaar. In deze beige wirwar ontdek ik een kleine deur, en uit nieuwsgierigheid kijk ik de duisternis in.
Daar worden we opgewacht door een dame ouder dan de tijd en zij grijpt me bij de hand in begint razendsnel in het Oezbeeks te vertellen. Daar begrijp ik natuurlijk geen woord van, maar ze beeldt ook uit met haar andere hand, en maakt zo duidelijk dat toen ze klein was, ongeveer zo hoog toont ze, wijzend naar haar knie, speelde ze hier tussen het doolhof van tombes en beklom ze de graven, helemaal tot boven op de muur.
Ze begint te wandelen en we hebben geen keus dan haar te volgen. Ze toont ons haar tuin. Enkele fruitbomen in uitgeharde kleiaarde, een broodoven en van haar wasdraad trekt ze een groene handdoek, die ze over mijn hoofd bindt. We staan bij haar vlaggenmast, en ze vindt het erg belangrijk dat deze uit vier stokken bestaat. Deze zijn bekleed met kleurrijke lappen stof en ze wijst naar haar jurk en doet alsof ze deze scheurt. Dan moeten we voorover buigen, de vlaggen naar beneden tegen de mast duwen en tot slot over ons hoofd wrijven. Zij werkt het ritueel verder af door zelf ook over de vlaggen te wrijven en vervolgens ons hoofd, borst, schouders en buik aan te raken.
We moeten even wachten terwijl ze voor ons wat katoenplukken gaat halen. Door ermee tussen je handen te wrijven kan je er een lont mee maken, wat ze voordoet en we volgen haar gehoorzaam na. We steken onze lonten in een stuk aardewerk en ze beeldt uit dat we nu normaal gezien vuur horen te maken. Deze stap slaan we over maar we moeten nog wel even met onze voeten boven deze creatie slingeren.
Het ritueel is af, en nu volgt de uitleg. Met haar vingers zegt ze dat ze 83 jaar oud is, en ze schetst met haar handen taferelen van slapeloosheid en zwangerschap, waarna ze 5000 Som uit haar zak tovert en teken doet naar ons twee. Omgerekend betalen we haar de best gespendeerde euro van ons leven. Nooit zullen we nog wakker liggen, niet in staat slaap te vatten, en mijn eerstgeborene zal kerngezond zijn.
Met een magisch gevoel betreden we de centrale weg van Khiva waar we de wonderlijke architectuur bewonderen. Turquoise, typerend voor het land, versterkt door puur wit en het beige van leembouw, kleurt alles. Een jongedame toont ons trots de grote madrasah, nu een hotel, waar ze werkt. Kamers nu voor rijke toeristen, oorspronkelijk gebouwd voor studenten, zijn koel ook zonder airco want de muren zijn hier anderhalve meter dik.
Aan de overzijde van de straat vinden we het oude bastion. Verbluffende tegeltjes, met geometrische patronen en Arabische kalligrafie omkransen de zomerontvangst van de Khan, waartegenover een verhoogde cirkel als podium diende voor een koninklijke yurt, de winterontvangst. Voorbij een souvenirshop waar een jonge vrouw ons bijna smeekt iets te kopen beklimmen we de uitkijktoren van het fort en krijgen we een adembenemende panorama van de stad. Tientallen minaretten, koepels van moskeeën en de poorten van madrasas. Allemaal in thema maar toch uitzonderlijk uniek.
De dag verloopt verder in een magnifieke collage van souvenirs, daar een vest van kamelenhaar, hier een katoenen kussensloop, oosterse happen begeleid door thee, een lijst oude gebouwen, af te vinken op de kaart, kerkhoven met namen om nooit te vergeten, deze madrasah werd omgebouwd tot museum, die ook, maar in een andere vind je nu een restaurant, ertegenover zitten drie weefsters met gouden tanden, zes maanden voor één tapijt, terwijl de oude man slechts een week nodig heeft om van een blok hout enkele fijn versierde snijplanken en een boekenstandaard te maken, en daarbinnen slaapt een kleine kat op een stapel sjaals.
We werken ons in een vers paar sokken en zoeken naar de laatste maaltijd. Vlakbij het hotel vinden we een terras op een dak; in het groot hangt “Caravan” aan de balustrade. Hier zijn we zoals vaak de enigste klanten en dus worden we erg gastvrij ontvangen. We krijgen wat de grootmoeder die namiddag klaargemaakt heeft, en het is allemaal verrukkelijk. Hierna vertelt de uitbaatster ons over haar leven, het recente bezoek van Erdogan, “Is very nice man!”, en probeert ons Engels te begrijpen.
Dag 5
Yoghurt met noten en gedroogde druiven, groene thee en een spiegeleieren. De gids draagt een toffe pet en loods ons de stad door. Zijn Oezbeeks Engels klinkt goed en het klikt meteen. De verhalen stromen zonder stoppen en we leren voortdurend bij. De tegeltjes worden hier vastgespijkerd omdat ze anders al snel uit de lemen muur vallen, daarom dat er bij elke in het midden een gaatje zit. Khiva ontleent haar naam aan de uitroep van opluchting die volgde bij het aantreffen van fris water in de woestijn, een waterput hier niet ver vandaan. De mensen lopen hier rond met gouden tanden want hoe kan je je spaargeld veiliger bewaren dan in je mond?
Het dak van de Jumma Moskee wordt ondersteund door bijna 250 houten pilaren, een samenraapsel van geroofde trofeeën uit omliggende gebieden, zo ver als India, en relikwieën van oude gebouwen, nu al lang afgebrand of vergeten. Even later worden we stil van de schoonheid die het Paleis van de Stenen Binnenplaatsen uitstraalt. Elk oppervlak bedekt met glanzende blauw-witte tegeltjes, gepeperd met accenten turquoise en donkergroen, terwijl de houten plafonds geometrische patronen combineren met bloemen in alle kleuren die het oog kan zien.
Onze sympathieke gids vertelt over de geschiedenis en technieken die hier in de stenen geborgen liggen, en om te bekomen vraagt hij ons hoe het leven in België eruitziet. We tonen hem de prenten die we bij ons hebben. Een belfort, kathedraal en stadhuis duwen hem in zijn handen, een foto voor elk van zijn drie dochtertjes. Bij afscheid zijn we bijna emotioneel, zo goed hebben we elkaar op deze enkele uren leren kennen, en zo jammer dat een dag niet langer duurt.
Terwijl Moeder zoekt naar traditionele ikat-stoffen om kussenslopen van te maken, sjaals van kamelenhaar en andere souvenirs, struin ik nog eens door de straten. Die zijn vandaag uitzonderlijk druk, het is namelijk de verjaardag van Amir Timur, hun nationale volksheld. De studenten zijn vaak verlegen en fluisteren elkaar toe, schalks kijkend en ze grijpen naar hun gsm. Daarom stel ik de vraag en dan, na enkele groepsfoto, vragen enkelen ook voor een selfie met twee. Ze vragen mijn naam en ik spreek die van hen verkeerd uit. Met school bezoeken ze Khiva en vinden het leuk om daar een Belg aan te treffen.
Afladen in ons hotel en het is al acht uur. We willen echter nog zeker de muur gezien en beklommen hebben, dus eten moet wachten. Wat verder is er een trap, waar kinderen naar boven en beneden lopen. Ze vertellen ons elks hoe ze heten en gaan dan verder met hun spel. Doorheen de kantelen verwachten we rovers te paard of met kruiden en zijde beladen kamelen. Een handvol agenten in appelblauwzeegroen en een gloednieuw hotel moeten volstaan.
Opnieuw beklimmen we een terras, ditmaal met een nog beter uitzicht, waar een jongen genaamd Timur ons thee brengt en wat later een schotel van allerhande typische gerechten. We zitten omsingeld door Russen, gelukkig aan de rechterkant twee oude Spanjaarden die we met bewondering voor hun taal afluisteren. De vraag is of de landen die ze opsommen en lijst vormen van plannen of reeds bezochte dromen. Alles was heerlijk, de noedels groen door dille, ravioli met pompoen, kebabs vol koriander… En totaal uitgeput vallen we in bed.
Dag 6
We rapen onze spullen bij elkaar, eten wat gedroogde vruchten en trekken de woestijn in. Onderweg passeren we honderden boomgaarden, voornamelijk appels, wit door bloesems, en kale akkers, die men klaarmaakt voor de katoenteelt. De weg wordt met elke minuut ruwer en we verlaten de vertrouwde taferelen van beschaving. Lemen hutten met rieten daken, karren getrokken door ezels en boeren met schoffels vormen kleine gemeenschappen in deze stoffige regio.
Dan komen we aan in de grote leegte. Een continue droge wind blaast uit het westen over een rode woestijn, bedekt met een dunne laag zwart zand. Verdwaalde kamelen leven van harde stekels die hier bijna leven en voor ons torent een donkere rots als een rotte kies uit het zand. Een honderden jaren oud fort, gemaakt uit klei en stro, keek hier ooit streng neer op rovers en caravans. Nu echter is het grootste deel weggeregend en uitgesleten door de wind, enkel gescheurde muren, met af en toe een schietgat, en fundamenten van uitkijktorens resteren.
De taxi rijdt verder en zand blaast door de kieren naar binnen. Het tweede fort tekent zich als stratenplan in de bodem en wordt momenteel bezet door een bus Oezbeekse schoolkinderen. Ze kijken ons nieuwsgierig aan en duwen het verstandigste meisje van de groep in onze richting. Zij spreekt een beetje Engels en stelt ons enkele eenvoudige vragen, waarna ze de antwoorden vertaalt voor haar klas. “Very nice to meet you”, verlegen, maar ook blij en trots, en dan willen ze een groepsfoto. Wanneer ze even later wegrijden sta ik met elk van hen op een selfie en de dag is goed.
Voor we vertrekken een tweede groep, ditmaal geen studenten, maar een “collectief” leerkrachten. Vijftien voor vierenveertig leerlingen. We beginnen met de standaard babbel over wie en van waar we zijn, maar al gauw nemen ze fotos van een Belgische pas, rijbewijs, papiergeld en al wat we bij hebben. De meester Engels dient als tolk voor de anderen en ook zij zouden graag met ons enkele fotos nemen. Stel je voor; een stel Belgen? Dat geloven ze thuis nooit!
Het laatste fort is netjes gerestaureerd, voor de helft herbouwd en we zijn hier alleen. Ondertussen kennen we het verhaal en daarom vertrekken we niet veel later richting de luchthaven. We zijn echter veel te vroeg en zetten ons voor een Oezbeeks winkelcentrum. De taxichauffeurs doen hun best, maar krijgen al snel door dat we van plan zijn hier even te blijven zitten en laten ons met rust. Daarbinnen net als bij ons, enkel de taal is anders, en de prijzen slechts een percentje. Gloeiende thee en een sappige appelsien als avondmaal en dan naar de vlieger.
Die blijkt geannuleerd, we zitten vast, even boos en gefrustreerd, maar niks aan te doen, gratis krijgen we morgenvroeg een andere, welk hotel raadt u aan? Daar staat achter de balie een jobstudent die ons helpt en weet dat men in Vlaanderen en Nederlands dialect spreekt. Zo begint een gesprek over taal, literatuur en geschiedenis, tot één uur in de nacht, dat eindigt met de overhandiging van een boek de volgende ochtend, in de kaft “For my best friend from Belgium, Sancho. 11/IV/2022.
Dag 7
Ontbijt met Russische pop op de achtergrond, een uurtje wachten en lezen in de luchthaven, even lang vliegen en het is middag wanneer we onze gezellige kamer bereiken. Een siësta rekt zich tot zeven uur s avonds, waarna we gehaast een maaltijd zoeken, niet te ver van het hotel. Lekker natuurlijk, maar door de lage prijzen verwachten we kleine porties en we bestellen veel te veel. Een volle maag brengt slaap en onze bedden zijn erg comfortabel. Hopelijk zijn we tegen morgen terug uitgerust.
Dag 8
We verslapen ons, voor niemand een probleem; en yoghurt met kweeperengelei wekt ons op. Verdwalen, het is veel te warm, hoe meer je drinkt, hoe meer je zweet, we vluchten van schaduw tot schaduw; wat wil zeggen, van bazaar naar vlooienmarkt. Drie door koepels overdekte kruispunten verbergen stapels stoffen en opgerolde tapijten. Gloednieuw met scheurende kleuren, waaronder oud, rafels en repen, bevlekt maar toch veel mooier. De verkopers zeggen “just looking”, maar dat is natuurlijk gelogen.
Lapis lazuli uit Afghanistan, lokale turquoise, robijnen uit Rusland en allen verwerkt in enorme juwelen. Pashtun petten, net koksmutsen, gesuikerd fruit, en gevlochten vesten, katoen, wol of zijde, geborduurd, gehaakt of geverfd. We kijken onze ogen uit, maar besluiten voorlopig nog niets te kopen. Niet veel verder wacht immers het volgende complex ons op.
Een vijfhonderd jaar oud plein, aan de ene kant een grotesque madrasah, een moskee ertegenover, enkele blinkende koepels en in het midden een beige minaret, met wonderlijke patronen versierd in reliëf. Deze is de oudste in de stad, ouder zelfs dan de Islam. Oorspronkelijk diende ze als vuurtoren, wat ons doet denken aan vuuraanbidders van het zoroastrianisme, maar praktischer; het aangeven van de bestemming voor middeleeuwse handelsreizigers, die s nachts rondtrokken op hun kamelen, wanneer de woestijnzon geen levensbedreiging vormde.
In de twaalfde eeuw werd heel de stad platgebrand door de Mongolen van Genghis Khan, de bevolking vermoord, maar zelfs hij vond de minora zo indrukwekkend dat deze als enige overbleef. Enkele jonge meisjes staan te filmen voor hun youtube-kanaal en ik doe een babbeltje met één van hen. Het is duidelijk dat Bukhara de rijkste stad van Oezbekistan is, en daarmee ook de meest verwesterde. Onder de poort van de moskee maak ik een praatje met een toeriste uit Servië, ze reist liefst alleen en doet dat nu ook, haar 56ste land en ze is blij dat de pandemie voorbij is.
Niet veel verder, na een lunch met uitzicht op het plein, treffen we nog twee madrasahs aan, als cowboys in duel tegenover elkaar. De één sterk gerestaureerd, bijna nieuw, de andere valt uit elkaar en heeft een groene haardos. Natuurlijk beide gevuld met souvenirwinkeltjes en we maken onze ronde langs alle kanten geobserveerd door de verkopers. Hier lijken we net in een tijdmachine, een overgrootvader maakt hoedjes met een singer-naaimachine, en twee anderen spelen schaak op een oude divan.
Om de dag af te sluiten beklimmen we het oude fort, en een Oezbeek gidst ons in perfect Frans. Op het hof van de Emir staat een muur, van waarachter middeleeuwse klachten gejammerd werden, anoniem zodat wraak onmogelijk was, eerlijkheid hopelijk en zelfverbetering van het staatshoofd gewenst. Tegenover de poort van het bastion, centraal een waterpartij vol vissen, en daar een open moskee, sterrenstoffige pilaren ondersteunen een imposant afdak, waar sporen van polychromie schitteren in het avondlicht. De zon gaat onder.
Na enkele tips van het hotel belanden we bij de buren, een erg sjieke bedoening met Westers menu. Chardonnay, hier gemaakt met Italiaanse technieken, en daarbij eten we zalm met frietjes, of een gewone groentesalade. Naast ons op het terras een groep Spanjaarden, binnen een nog grotere troep Russen, en wanneer onze borden leeg zijn arriveren er heel wat gepensioneerde Britten, vol sarcastische humor, die hier overnachten. Blijkbaar restaurant en hotel in één.
Dag 9
Op tijd uit bed, want de gids wacht op ons en blijkt een oude dame te zijn, opgegroeid onder Stalin, en nog steeds vol pit en energie. Onderweg naar het Soefi centrum vertelt ze over de Perzen en Alexander de Grote, en ze weet alles. Aangekomen bij het graf van een oude leermeester, in haar kindertijd bedekt door zand, nu volledig in het nieuw. Omringend groeien er parasolvormige bomen, waarin exotische vogels zingen, en het irrigatiewater stroomt een stenen bassin in waar eenden en ganzen drijven.
Volgende halte: het zomerpaleis van de laatste emir. Hij studeerde in Sint-Petersburg, een stad in die tijd gevuld met Europese stijlen. Daarom is wat rest van dit verblijf gebouwd in eclectische pracht. Turks en Arabisch, vermengd met neoklassieke elementen uit het Westen. Meubilair uit Napoleontisch Frankrijk, Spiegels gekaderd in geometrisch houtwerk als in Damascus of Cordoba en Hollandse tegeltjes rond de schauw. Gekleurd glas en bladgoud wisselen elkaar af met de pauwstaarten die buiten rondwandelen.
Voorlaatste stop, een middeleeuws set, herberg loopt over in moskee, en wordt madrasah. Ervoor een miniatuur minaret en dit vormt de begroeting van een gigantisch en duizend jaar oud kerkhof. Twee afstammelingen van de profeet liggen hier, hun graf gerestaureerd tijdens de sovjet-tijden, en daarom wederom uit elkaar vallend, een hoop stenen met hier en daar blauwe tegeltjes. Ook massieve marmeren blokken met Arabische inscripties liggen overal door elkaar en grote wespen zoemen van portaal naar kamer en terug naar buiten. We koken in deze bakstenen oven.
Voor we afscheid nemen, bezoeken we even de Chor Minor, de vier minaretten. Deze horen natuurlijk bij een kleine moskee, erg pittoresk, ter grote van een kapel en toch rijkelijk gedecoreerd, elk torentje uniek en met fel blinkend koepeltje. Toen ze pas gidste, in 1976, regende het tijdens de winter zo hard dat het hier een halve meter onder water stond, en toen is één van de minaretten naar beneden gedonderd. Omdat niet veel later een belangrijke sovjet op bezoek kwam, werd deze in recordtijd gereconstrueerd.
De rest van de dag vullen we op met bazaarstruinen, zoeken naar het mooiste tafellaken en de best gehaakte kussenslopen. Omdat het Ramadan is, biecht één van de verkopers oprecht op dat de meeste “natuurlijke” kleuren volledig artificieel zijn, maar dat deze leugen de toeristen ook vele honderden bespaart. Zijn stoffen zijn voor de rest onberispbaar, uitstekend handwerk, en we kopen enkele stuks.
Na onze maaltijd in een klein parkje, salades en soep, beschermd door de lokale kat, lopen we onze gids nog eens tegen het lijf, haar kleinzoon rent hier ook ergens rond, en die galerij langs het kanaal is voor het eerst open. Tijd om een kijkje te nemen. Hier hangt het vol antieke kledingstukken, en nieuw werk van internationaal niveau. Nog velen uren sterven hier, twijfelend en passend, tot er uiteindelijk een kleine transactie plaatsvindt. Hoewel eerst een werkende geldautomaat gezocht moest worden.
Dag 10
De ochtend straalt zoals altijd hier in Oezbekistan en ik eet yoghurt met gedroogd fruit en drink groene thee. Moeder moet terug naar de bazaar, ze heeft daar gisteren enkele zaken opzij laten leggen omdat we niet genoeg cash op zak hadden, en dat plant ze nu op te lossen. Ondertussen vlij ik me neer op de divan, een verdieping hoger, onder een houten afdak, omringd door handgemaakt aardewerk. Ik lees er wat in de lokale geschiedenis wanneer een andere toeriste, een studente, vraagt of ze naast me mag komen zitten, wat natuurlijk geen probleem is.
Niet veel later volgen ook haar ouders, die ik bij het ontbijt Frans, Duits en een derde taal heb horen spreken, of dat vermoed ik toch. Ik lees over belegeringen van citadels, het bouwen van schedel-piramides en twee zinnen later koopt onze heerser een boompje van zure kersen dat nog altijd (wanneer hij schrijft) groeit in één van zijn tuinen. Dan keert Moeder terug, voegt zich bij de groep en er ontstaat een gesprek.
Deze mensen komen uit Zwitserland, maar zijn eigenlijk Tsjechisch, en dat is ook meteen de mysterieuze derde taal die ik maar niet kon plaatsen. Ze maken continu reizen naar het Midden-Oosten, in een roes op de Nijl, maar verkiezen toch bovenal Yemen, waar ze meer dan twintig jaar geleden beschermd door de kalashnikov dragende bergbewoners te gast waren. Hun zoon is er niet bij. Hij kan het niet aan zo veel co2 uit te stoten door naar hier te vliegen, en dan oog in oog te komen met mensen die substantieel armer zijn dan hijzelf.
Voor onze laatste middag in Bukhara zetten we ons rond de vijver van het plein nabij ons hotel. De oevers van deze vierkante put zijn trappen die afdalen in het troebele water, waar kleine visjes hun leven leiden, hopend op kruimels van de toeristen, en vluchtend voor de lokale eenden. We eten brood, daarna gegrilde groenten en ik een vleessoep met dikke noedels, Lagman noemen ze dat hier. Veel koriander erover en dus erg lekker.
Nu tijd om te vertrekken en het hotel helpt ons aan tickets. Een taxi brengt ons tot het station en onze Spaanse hogesnelheidstrein raast voorbij een man te paard, omringd door zijn kudde schapen. Lekker ijs wordt rondgebracht en onze buur gidst over Samarkand. Niet ver buiten de stad ligt een vallei vol duizend jaar oude bomen, een papierfabriek aangedreven door watermolens ook vlakbij, en met mijn Russische gasten ga ik naar deze restaurants. Op tijd in het hotel, waar we ons verfrissen en daarna de stad in trekken op zoek naar een avondmaal.
Vooral triest wanneer we het vermeende kroonjuweel van deze reis zien, het Registan, een plein omringd door drie enorme en prachtige madrasahs. Belicht als een pretpark met fluo lampen, en zo slecht gerestaureerd dat het gloednieuwe werk alweer uit elkaar begint te vallen. We hopen op een betere tweede indruk en eten wat shashlik in een klein lokaal restaurantje, gemaakt uit MDF-platen, waar de kelner graag zijn Engels met ons oefent.
Dag 11
Wafels. Natuurlijk toont het buffet ook gezondere zaken, fruit en yoghurt bijvoorbeeld, maar ik neem vier wafels, drie pannenkoeken en een tas thee, en niemand kan me tegenhouden. We vragen ons af wat de dag zal brengen, en tegen half tien zijn we klaar om dat te ontdekken. Gisterenavond regelden we een gids voor de hoogtepunten van Samarkand, en die staat ons nu op te wachten. Of eerder, hij valt bijna in slaap op de zetel die voor de poort op de binnenplaats staat. Moeder en ik trekken gezamenlijk een wenkbrauw op en hopen dat dit geen indicatie is voor de rest van de dag.
We wandelen achter zijn flaporen, en hij verteld een beetje over de stad. Ik werk de meeste van zijn zinnen af en knoop nieuwe verhalen aan degene die hij halfslachtig vertelt. Ons hotel ligt pal in het centrum en daarom staan we al snel terug voor het Registan. Bij het ochtendlicht is het verbluffend, veel mooier dan de trieste aanblik van gisterenavond. We wandelen door het park ervoor, vol reusachtige platanen, kopen ons een toegangsticket en bewandelen dan het plein zelf.
Langs drie kanten worden we overrompeld door drie magnifieke en eeuwenoude gevels, torende minaretten en poortgewelven die doen denken aan de hemel zelf. Alles is bekleedt met prachtige tegels, sommigen blauw, groen, wit of geel geschilderd, anderen met patronen in reliëf, nog anderen als mozaïek in miljoenen kleine steentjes. Niets staat hier nog mooi recht, geen hoek is perfect 90°, want meer dan honderd jaar geleden schudde een aardbeving deze oude gebouwen door elkaar.
Binnen wisselen toeristische winkeltjes zich af met musea, en als we één van de bewakers omkopen krijgen we de kans een 33 meter hoge minaret te beklimmen, van waarop we een overweldigend uitzicht krijgen op de stad en haar koepels. Tegenover onze uitkijktoren staat de Sher-Dor Madrasah, wiens gevel twee tijgers afbeeldt, beide jagend op een antilope, met op hun rug een oosters hoofd, stralend als de zon. Dit is het symbool van Samarkand en één van de mooiste zaken van onze reis.
We zetten onze wandeling verder, langs een brede wandelstraat, ingepakt in groene fruitbomen, waartussen ook een gigantisch beeld van de vorige president pronkt, en we passeren ook langs de lokale bazaar. Hier kopen we een zakje gedroogde vruchten, die we even later opsnoepen terwijl we het door diezelfde aardbeving verwoeste mausoleum bezoeken van Bibi-Khanum, de lievelingsvrouw van Amir Timur. Daartegenover staat een gelijknamige moskee, nog veel groter, met prachtige achthoekige minaretten en een afbrokkelende binnenkant die voor onze ogen gerestaureerd wordt door werkers van UNESCO.
We lunchen even, wat soep met rijst, vlees en veel kardemom erin, en nemen dan een taxi tot aan de Shah-i-Zinda necropolis, het kerkhof voor de adellijke families en rijkste inwoners van Samarkand. Deze ligt op een heuvel en we beklimmen een kronkelende weg die langs beide kanten geflankeerd wordt door prachtige mausolea, het enige nog overdadiger dan het andere, want elke nieuwe generatie moest de vorige overtreffen, en daardoor staren wij naar steeds grotere koepels en steeds meer rijkelijk versierde gevels. Onze gids leest voor wat er op de bordjes staat, scrollt voor de rest wat op zijn gsm en vanop het hoogste punt hebben we een mooi uitzicht op de stad.
Nog een laatste tussenstop, de tombe van Timur zelf, en dan zijn van onze gids verlost. De koepel is volledig gedecoreerd met goud, de muren van groene onyx lijken net licht te geven, maar de grafsteen van Timur zelf is het meest betoverend. Deze is een enorm stuk donkergroene jade, meestal zo donker dat hij net een inktzwart kristal is, maar wanneer er ’s morgens de ochtendzon op valt door het kleine raampje boven de deur, licht deze grafsteen op als een felgroene ster.
Ondertussen staat onze gids te vertellen over alle meisjes waarmee hij naar bed is geweest, toont fotos van hen op zijn gsm en geeft raad over vrouwen versieren. We zijn hem dus kotsbeu en maken ons uit de voeten, na hem met spijt de overeengekomen som te overhandigen. Het avondmaal is al even chaotisch, want hoewel we in het sjiekste restaurant van Samarkand zitten, laat de bediening te wensen over. De chef is prima en het eten is heerlijk, maar we weten niet wat we voorgeschoteld krijgen want dit is niet wat we bestelden. Die gin tonic is gewoon een glas gin, en puur is dat toch net wat te straf, en het pintje dat ik bestelde was niet voorradig maar werd toch aangerekend.
Dag 12
Vandaag gaan we op uitstap en daarom eten we tijdens het ontbijt net iets sneller en in slinger de rugzak die ik gisterenavond voorbereidde over mijn schouder. Die slinger ik er al snel terug af want onze chauffeur staat voor de deur met zijn taxi en lacht ons hartelijk toe. Zijn corpulente lichaam toont dat deze man het gewoon is van het leven te genieten, en hoewel hij slechts enkele woorden engels kent, doet hij ontzettend zijn best onderweg wat conversatie te voeren. Opmerkelijk, zijn zoon studeert in China!
Halte één, na een dik half uur rijden komen we aan in de bergen, waar een bosje oeroude platanen al eeuwenlang rond een klein bergriviertje groeit. Ik betwijfel of de bordjes die een exact jaar aangeven accuraat zijn, maar het staat buiten kijf dat deze reuzen meer dan duizend jaar oud zijn. Hun schaduw redt ons van de zon en het stille kabbelen van het water rondom ons is paradijselijk. We volgen het stroompje naar boven, waar het ontspruit aan een meertje vol kleine, grijze visjes, en enkele meisjes tussen zeven en elf jaar oud vragen wie wij zijn en waar we vandaan komen.
Terug op de weg, niet zo lang, want hier vlakbij is de grootste bazaar van het land, of zo prijzen ze zichzelf toch aan. We hebben echter geen weken tijd, en onze chauffeur rijdt ons naar de kant waar oude stoffen verkocht worden. Moeder geeft aan dat ze zichzelf drie kwartier geeft, en dat ik verantwoordelijk ben voor de strikte nakoming van die ambitie. Iedereen wil ons zijn of haar waren laten zien, gooit stapels tafelkleden omver om enkele te zoeken van een maatje groter en Moeder kan geen nee zeggen. We passen wat jassen, kopen enkele talismannen en dan, wanneer ons geld op is, zien we een ongelooflijk museumstuk, een Turkmeens huwelijksgewaad dat ze ons na wat afdingen voor de helft van hun oorspronkelijke prijs aanbieden.
Onze zakken zijn echter leeg, en maken ons klaar om met spijt te vertrekken, wanneer onze geniale taxichauffeur, die ondertussen ook al de hele tijd zijn best doet als tolk, naar zijn auto stapt, om terug te keren met een dikke bundel Oezbeeks geld. Hij biedt aan ons voor te schieten en dus vertrekken we met een koffer vol antieke weefsels. Die botsen rond terwijl wij steeds hoger klimmen, en op één van de mooiere plekken stop hij zodat we enkele fotos kunnen nemen. Het is frappant hoe hard het hier op Bretagne lijkt, glooiende heuvels, besprenkeld met reusachtige granieten rotsblokken, doorheen de jaren in zachte, organische vormen gepolijst. Alleen de Atlantische ontbreekt.
Nog een half uur langer, de lunch slaan we over, en we stappen uit onze taxi, een oven in. Shakhrisabz, “Stad der Groen”, bestaat uit een langgerekt park tussen twee oude centra. We bezoeken het eerste, waar we met een stel vrouwen vluchten in de schaduw van een moskee, en na een korte siësta banen we ons een weg door een bende schoolkinderen naar een ruïne waar we niets over weten. Omdat deze er niet erg interessant uitziet maar wel wat kost, en het tevens monsterlijk heet is, besluiten we deze over te slaan en onze taxi terug te zoeken.
Hij brengt ons bij de tweede en laatste ruïne, het kader van een enorme poort, waar enkel nog de flanken van overblijven als twee kolossale torens. Langs de voorkant zijn deze nog altijd bekleed met blauw-witte tegeltjes, de andere zijden zijn het typische lichte oker van de onderliggende bakstenen. Dit was ooit de ingang van het Ak Saray, het zomerpaleis van Timur, en zijn beeltenis staat wat verder te bakken in de hitte. Enkele dames verkopen pennenzakken en hoeden, voor zulke lage prijzen dat moeder niet kan weerstaan, vooraleer we terug naar huis rijden.
We zetten ons aan een tafeltje in het Stadspark van Samarkand, in het Sogdiana Cafe, een tip van een Italiaanse studente die we gisteren tegenkwamen in de stad, en een andere klant helpt ons de Russische menu te begrijpen. Een verdiende Aperol Spritz helpt ons afkoelen, en het geluid van fonteinen op de achtergrond helpt ons daarbij. De maaltijd smaakt ons, en het duurt niet lang vooraleer een sympathieke Oezbeek met ons een gesprek aanknoopt. Hij zit met zijn familie aan de tafel naast de onze, verkoopt Italiaans sportmateriaal, trakteert ons op dessert met thee, en geeft ons zijn kaartje. Als jullie ooit hulp nodig hebben, of moeilijkheden ervaren in mijn land, twijfel er niet aan om me dan te bellen, ik zal jullie helpen met alles!
Dag 13
We zijn wakker en we zijn nog altijd moe, dus we brunchen pas rond elf uur, of we eten wat er van het buffet nog overblijft en besluiten dan naar het Afrosiab Museum te gaan. Daar liggen archeologische vondsten van de stad verzameld, met als pronkstuk de muurschilderingen van een zevende eeuwse villa. Grote delen zijn zwaar beschadigd of zelfs volledig kwijtgeraakt, maar af en toe komen de felle kleuren, met name lapis lazuli-blauw, nog naar boven, en ook de details zijn soms nog levensecht, waardoor eeuwenoude olifanten, ruiters en handelaars terug tot leven komen.
We strikken een taxi die ons voor een habbekrats naar onze volgende stop brengt. Een ambachtendorp, opgericht langs een klein riviertje, waar een reeks ateliers elkaar opvolgen. Juweliers, tapijtwevers, keramisten, maar het indrukwekkendste is het centrum van moerbei papier. Hier drijft het water molens aans die de schors verpulvert om met de vezels die overblijven papier te maken. We krijgen een demonstratie en voelen ons net in de tiende eeuw.
Aan de overkant van het stroompje vinden we een houten bakkerij, waar de hele familie, tot de kleinste die er misschien net vijf uitziet, onder leiding van de oudste, een opa met gouden tanden, elke dag honderden broden bakt. We wijzen naar onze rommelende magen en zij wijzen naar hun tafel. We gaan zitten en wachten geduldig af. Eerst komt er een pot thee, vol groene blaadjes, dan brengt een andere zoon een schotel versneden brood, nog warm van de oven en ontzettend lekker. Een derde zoon, of is het een neef, brengt wat confituur met kleine besjes erin en we eten alles erg dankbaar op. We geven hen het dubbele van wat ze vragen, wat nog altijd nauwelijks genoeg lijkt, en zetten onze reis verder.
We missen de bazaar dus bezoeken deze nog eens voor het te laat is. We kopen exotische kruiden, steken onze rugzak vol gedroogd fruit en noten, en genieten van de sfeer die hier hangt. We wandelen tussen piramides granaatappels en appelsienen, passeren stapels rijst, honderden verschillende soorten, kikkererwten en linzen, zoeken iemand die ons een zak wil verkopen waar we al onze aanwinsten in kwijt kunnen en komen uiteindelijk tot rust in hetzelfde barretje van eergisteren, waar we proeven van dezelfde rijstsoep met lamsvlees, gebracht door hetzelfde meisje.
Voor we Samarkand gedag zeggen, wandelen we nog een laatste keer door het park voor Registan, veel drukker nu het avond is en de lokale mensen ook vrij zijn. Een eerste dappere student spreekt mij aan, en al snel sta ik op de foto met een dozijn 17 a 18 jarigen, wiens namen ik keer op keer verkeerd uitspreek, maar dat is niet erg, want zij kunnen de mijne niet langer dan een seconde onthouden. Ze verbazen zich over mijn lange haar en luisteren naar de verhalen die ze me vragen. Wat denk je van Oezbekistan? Ik wil in Amerika gaan studeren. Samarkand is toch het mooist he? Ik ben nog nooit in het buitenland geweest, of ja, in Rusland, maar dat telt niet.
Dag 14
Deze dag telt maar half, want de eerste helft spenderen we op de trein, door de korte nacht, het vroege opstaan en de weemoed dat onze reis er bijna op zit zijn we moe en we proberen wat te slapen. Mijn boek lees ik uit, maar Moeder voelt zich niet zo geweldig. Wanneer we aankomen in het fijne Tashkent pakken we de eerste de beste taxi naar ons hotel om wat te gaan liggen. Daar eten we onze frigo leeg, een koude douche helpt altijd, en Moeder valt in slaap.
Ik wil echter niet mijn hele dag kwijt raken en vertrek. Een uur stappen in de stoffige hitte, de drukte van Tashkent raast voorbij en ik zoek naar het dichtstbijzijnde metrostation. Die zet me af bij de stampvolle Chorsu Bazaar en ik hou ervan hier in de menigte tussen de kraampjes te verdwalen. Voor mezelf een broodje, vers en krokant, en voor Moeder zoek ik wat dadels, een vers granaatappelsapje en een dikke appelsien, hopelijk helpt dat wat. Nog een uur terug en wat denk je ervan deze avond een maaltijd over te slaan? We moeten nog gehaast naar de bank om ons laatste Oezbeekse geld om te toveren tot Euros, de jacuzzi en sauna zijn kapot, dus dan maar vervroegd naar bed, morgen om zeven uur naar de luchthaven, als alles goed gaat stijgen we op rond negen.
Dag 15
Het vliegtuig vliegt, Moeder slaapt, en ik lees. Ik lees het boek dat ik gekregen heb van Sancho en dat moet vanavond uit zijn. We krijgen ontbijt, of is dat lunch met de tijdverschuiving? In Istanbul eten we nog een maaltijd, lekkere Turkse happen, en dan rollen we een laatste maal van de opstijgbaan, onderweg nog een spijs, ditmaal richting Brussel, waar we drie uur later landen, Vader en Lool in de armen springen en huiswaarts keren.
Onderweg vertellen we alvast onze strafste verhalen, en luisteren terwijl zij ons de met sneeuw beklede bergen van Zwitserland beschrijven. Stoofvlees met friet, onze zoveelste maaltijd van de langgerekte dag, en we beginnen onze souvenirs uit de delen. We komen met dubbel zoveel terug als waarmee we vertrokken zijn, en het is bijna tien uur wanneer we klaar zijn met cadeaus uitdelen en pronken met onze souvenirs. Voor Moeder en mij is het ondertussen één uur ’s nachts, tijd om te gaan slapen.