To three Belgian teenagers, arriving in Croatia feels like travelling to the Wild West, a country of opportunity, where laws function more as suggestions and where anything can be bought, if you name the right price. Walking the streets of its picturesque coastal towns, large silver platters appear from noisy kitchens, loaded with sausages, steak, ribs, roasted chickens and crunchy bacon. Of course large glass beakers with foaming beer accompany these feats, lasting long into the night until we find a stone pier jutting into the black water. We strip to our underwear, asking someone to watch our pile of clothing while we dive into the Mediterranean under the light of the moon.
Some days later, we arrive on the island of Hvar, staying in the bay of the Old Town, contrasted by the New Town on the southern side of the island. That afternoon, our host Filip enters the room. All three of us lie sprawled over the beds, sweating in the summer heat and still exhausted from a night of dancing. “Hi guys! So, actually I am DJ, and this evening, in old town, there is big party. You just say ‘I know Filip’, they let you in.” Suddenly, we have plans for tonight.
After sunset Seppe accompanies us to the venue, but impeded by last night’s hangover refuses to join us tonight. It will just be Elias and myself, gathered by Filip, in the middle of a small open space with all his buttons and knobs. Underneath stand two cardboard boxes full of new wave vinyl from the late seventies and early eighties. Consciously he picks one after the other, spinning them on his table, mixing and blending the sounds for the dancing youths around him.
At a rapid pace we spend all our cash, then continue with credit card to order more drinks, collecting a stack of plastic cups to exchange for another beer as soon as we gather ten. Encouraged by the alcohol Elias stands at the centre of the audience, basking in the coloured lights of the venue, and imagining himself the undismissable sidekick of Filip, acting as if he’s turning and twisting his own panel of knobs for his own cheering crowd.
We party until the end of the set, meeting people from across the globe, dancing with a black-haired lady who soons gets eliminated from our view by an upset boyfriend. No matter, Elias and I had mountains of fun, and unsteadily walk home in the dark. Early next morning I awake parched and scurry around to find a drop of water. Having stilled my thirst I notice that only Seppe’s bed seems occupied. Elias is missing.
I find him on the kitchen floor, both arms and legs akimbo, sprawled over the white tiles. Woken by the sun he moves to bed, the lines of the floor impressed on his bare skin. At lunch, staring out the window, he suddenly starts talking. “Oh no. I’m remembering about last night.” We urge him to continue the tale. “I think I woke up around five, maybe six, sweating like a pig and still not quite sober. I remember opening the front door with miniscule movements, so as not to let it squeak and wake you guys. I had noticed our neighbours have a pool, you know, so I climbed over the fence. That might explain the scrapes on my knees, now that I think about it. Well, to get to the point, I swam some laps in their deliciously refreshing water, then went to sleep again on the equally cool kitchen floor.”
Dag 1
Bus, overstappen, trein, verdwalen in Charleroi, shuttlebus, wachten op de luchthaven, veel kaarten, net geen twee uur vliegen over de Alpen, de Adriatische zee voorbij, we landen in Zadar, Kroatië, nog tien minuten op de bus en wij zijn in het centraal station, vuiligheid op de grond, de walm van uitlaatgassen vermengt met hamburgertenten en de lucht van gekookte vissenkoppen. We stappen tussen stalinistische blokken, hoge platte muren, grijs beton zonder ramen, repetitief, ergens een kamertje voor ons. Net genoeg plaats voor twee stapelbedden, een kleine tafel, eerder een kruipkot of rommelkast dan slaapkamer, maar de airco koelt af, en dat is het belangrijkste.
Richting de zee is het even stappen, dor gras tussen de naaldbomen, eronder de lokale jeugd met muziek, flesjes bier, zwemkledij nog aan. Wij wandelen ertussen, langs het water, richting de oude stad. In de verte doemt de omwalling reeds op, de poort beschermd door een gevleugelde leeuw uit Venetië, en binnen, de oude straatjes en gezellige pleintjes, volledig overrompeld. Het is reeds negen uur gepasseerd, maar nergens een tafeltje vrij, en overal staat een rij hongerigen aan te schuiven. Dus volgen we de stroming, komen terug bij de kade, die vol staat met kraampjes, het is de nacht van de volle maan, honderden toeristen, duizenden komen samen. Er speelt luide muziek, mensen verkopen geroosterde maïs of smoutebollen, maar ook goedkope souvenirs of duur handwerk dat op niet veel trekt. Aan het eind van deze markt wederom een plein. Onder het witte gesteente bouwden de Kroaten een soort instrument, het klotsende water van de zee speelt in een netwerk van buizen en luchtkamers, waardoor het klinkt als een orgel, organische muziek. Ernaast een grote lichtcirkel, veelkleurige patronen spelen over de grond, en dansende mensen voegen zich naar de bewegingen van dit licht.
Al lang donker, de maan oranje als honing, en wij hebben nog niet gegeten. Dezelfde steegjes, nu links waar daarnet rechts was, de meeste tafels vol, geen stoelen vrij, alleen plaats waar de prijzen hoger liggen dan onze spaarrekeningen. In een achterstraat zetten we ons, drie verschillende stoelen, bijeengesprokkeld, en het eerste bier mag aanrukken. Als hongerige wolven verslinden we een enorme schotel geroosterd vlees met gegrilde groenten, net genoeg voor een hele roedel, alles weggespoeld met een volgende plateau lokale pils. In rechte lijn werken we ons terug richting de zee, waar de markt nu tot rust gekomen is, de meeste kraampjes gesloten, en we bewandelen de lange stenen pier die het op het water ligt. Het is middernacht. Kleren op een hoopje, eronder de schoenen, erboven mijn bril, en we springen het water in.
Dag 2
Geen wekker, de zon doorprikt onze slaap, pas laat wanneer we vanonder de douche komen, fris gekleed, zwembroeken in de rugzak, op weg naar de oude stad van Zadar. Hier waren we gisteren, dus vertrouwde taferelen begroeten ons, dezelfde poort als gisteren, dezelfde straten. We bezoeken de oude kerk. Middeleeuws Byzantijns, cirkelvormig en deels gebouwd met oude Romeinse rotsblokken, geroofd van het forum. Niet te indrukwekkend, geen decoratie, alles vaal wit, de kleur van recent kalkwerk. We verfrissen langs de kade, kaartspelletjes met koude radler, zo doden we een uurtje. Nu hebben we zin om te zwemmen, richting het strand.
Halverwege naar het hotel bouwde men ooit een zwembad langs de zee, gevuld met zout water, zacht golvend, zeven springblokken langs elke kant, en drijvende waterpologoaltjes liggen klaar op het droge. Een betonnen tribune dient als zonnebank voor toeristen, maar ook voor lokaal bloed, en een eveneens betonnen structuur draagt drie platformen boven de zee. Eén op twee meter, de volgende op vier, de laatste lijkt zeker tien meter hoog en slechts weinigen durven daarvan te springen. Wij houden ons ook tot die eerste twee springplanken en duikelen meermaals de zee in, omringd door Kroatische kinderen en het zout prikt onze ogen. Het plakt ook aan de huid, even later wanneer ik lig te lezen in de zachte zon, half gesluierd door pluiswolken.
We gaan langs de Konzum, een rugtas vol chips, zoute nootjes en grote flessen koud bier. Terug aan het water huren we een pedalobootje, plaats voor twee peddelaars, de derde zit op de glijbaan in het midden. Eens op zee zetten we muziek op, hier heeft er toch niemand last van ons gepaljas, de eerste fles wordt opengebroken, de chips is al bijna op, wie springt er? Van de glijbaan, zittend, op de rug, daarna op de buik. Salto van de zijkant, achterwaartse vanaf de achterkant. Niet met twee naast elkaar gaan staan, dan kapseist ons bootje. We pakken water, nu staan we toch wel schuin, scheef, wiebelen van links naar rechts, de golfslag wordt sterker, gaan we zinken? Ontzettend veel plezier, duik er nog eens af, de laatste vijf minuten gaan in, straks moeten we terug aanmeren.
Dan kopen we een half uurtje, krijgen oranje bandje voor rond de arm en beklimmen het speeltuig. Een groot opblaasparcour dobbert vlakbij het smalle strand, bruggen vol gaten verbinden kleine veilige eilandjes en de overkant bereiken zonder in het water te vallen is een uitdaging. Natuurlijk struikelen we continu, overal hindernissen op dit speeltuig, en alles is glad, dus we vallen over elkaar, in het water, rode plekken op onze dijen en schouders. Een race, om ter eerste naar de overkant en terug, daarbij wordt gesprongen, moet men klimmen, zout water doorstaan, de zon zakt ondertussen onder de horizon, dus het koelt af, dat in combinatie met onze volle magen sloopt ons. Na een half uurtje volledig uitgeput, dus rusten op het strand.
Elias en Seppe gaan om avondmaal, stokbrood met salami, of mozzarella, of smeerkaas. Ik houd de wacht bij onze spullen en spreek enkele mensen op het strand aan. Twee meisjes uit Zagreb, de hoofdstad, hier op vakantie deze zomer, morgen steken ze over met de ferry, naar een eiland dat daar ligt, bij familie onder de zon. Even later de terugkeer van de verloren zonen, een goede hap en nog een fles voor te delen. Wanneer alles op is, iedereen vertrokken donker nu, besluiten we nogmaals het opblaasmonster op te kruipen. drie minuten later zijn we het beu, veel te koud, we vluchten naar huis, waar warme douches wachten, zachte matrassen, wat gaan we morgen doen?
Dag 3
Waarom staan we zo vroeg op? Het is negen uur, alles chaotisch opgeruimd, zand tussen de lakens en op de grond, maar we dachten niet een bus te boeken op voorhand. Alle ritten voor de middag zijn uitverkocht, dus we hadden nog kunnen uitrusten tot de zon aan het zenit stond. Ach geen nood, we zetten onze bagage achter de balie, zelf zitten we te kaarten op het strand met wat koffie. Vandaag de enige mindere dag. Geen zon, wolken in de plaats, en kille wind in de nek. Af en toe een druppel, gelukkig niet meer dan dat. Tijd om te vluchten, een laatste bezoek aan Zadar. Zin in smoutebollen maar dat kraampje opent pas later deze namiddag, dus we drinken nog iets warms onder de klokkentoren, die we daarna ook beklimmen. 42 meter de hoogte in, met uitzicht op de omringende eilanden, eeuwig glinstering in het water, maar onze bus vertrekt over een half uurtje en onze bagage moeten we nog gaan zoeken.
Eén loopt naar het station, desnoods de bus blokkerend, en met Seppe zoek ik onze tassen. We lopen door de stoffige straten van Zadar en al dat blijkt onnodig. De bus is meer dan een kwartier te laat. Zo gaat dat aan deze kant van het continent. Dus een hotdog als lunch, of om de tijd te doden, en dan kruipen we tussen de Duitsers en de Hollanders tussen het stof. Het regent, druppels kleven tegen de ruiten, en een kwartier later vermist er ook een eerste op mijn boek. water sijpelt door het busdak, tokkelt op mijn hoofd, spat uiteen op de paginas die ik lees, vervormt en verkleurt, de inkt loopt uit. Ik kruip onder het kleine gordijn en bescherm me zo tegen deze overstroming.
Tussendoor, enkele bladzijden verder, wiegen de trillingen van het enorme motorblok ons in slaap en bij het aanbreken van de avond staan we in Split. Stad gebouwd in een oud Romeins keizerlijk paleis. Langs de nieuwe haven met onze valiezen, Riva, nu oud natuurlijk, gebouwd voor Napoleon, hoge palmbomen en ontzettend druk. Tentjes, draaikraampjes, iedereen probeert zijn graantje mee te pikken, de toeristen zijn goudmijntjes. Gehaast manoeuvreren we ons tussen de mensen, Elias moet naar toilet, dus we belanden snel in ons hostel, kamer 120 van 341. Drie bedden in een compacte kamer, alles proper, redelijke prijs, wij klagen niet.
Beter gekleed vertrekken we terug, naast Split ligt Marjan, een oogvormige heuvel, langs drie kanten zeewater, een groot park vol dennenbomen en bankjes. Ergens hoort er een eetzaal te zijn, bar ook, en daar wandelen we heen. Een dikke twintig minuten zijn we onderweg, het druppelt nog altijd zachtjes, maar de zon gaat onder en kleurt het water tinten geel en oranje. In de verte tussen de roodbruine stammen zien we onze bestemming. Alle tafels in witte kleden, boeketten in het midden, drukte terwijl de werknemers de puntjes op de ‘i’ zetten. Hier klopt iets niet, de hele keet is afgehuurd. Een huwelijk, en wij zijn niet uitgenodigd. Afdruipen, negen uur aangewezen op de klok en in het verleden, dus een goedkope pizza moet ons troosten.
Langs de winkel voor de volgende lading bier, met twee nu op onze kamer, mijn maag te vol om hen bij te houden, met luide muziek en straffe verhalen. Ik zit in de cafetaria, vier meisjes kaarten, daarnet achter mij zes jongens, nu vertrokken. Continu passeert er jong volk, af en toe ook ouder dan 25, en ik zit te typen. Morgen gaan we de stad verkennen, haar oude stenen, verhalen die niet gelezen, maar enkel gevoeld kunnen worden. We moeten zo snel mogelijk wederom een trappelbootje bemachtigen. Morgen schrijf ik verder, ook al is deze paragraaf niet lang genoeg.
Dag vier
Uit het vuistje over straat, burek, dat is deeg met gehakt uit de Balkan, richting de oude stad. 17 eeuwen geleden bouwde een vermoeide Romeinse keizer hier zijn paleis. Hij ging met pensioen, de eerste in zijn vak. Hier zocht hij de rust om kolen te kweken, hectaren ruimte om te ontsnappen aan de continue oorlogen. Jaren later, na de val van het rijk en de plunderingen van barbaarse volkeren, vluchtten lokale bergmensen naar deze muren, het paleis werd een fort, bescherming tegen de onzekere en instabiele buitenwereld. Bij afloop van de middeleeuwen lag hier een heuse stad. Regionaal centrum aan deze kant van de Adriatische, in het bezit van Venetië. Daarom vaak vertrouwde vergezichten. Italiaanse architecten puzzelden verder.
Veel is nog bewaard, zuilengalerijen, de evenwichtige vormen, regelmatige balken en driehoeken van de Romeinse wereld, ronde bogen dragen nog steeds de gewelven. Maar dat skelet mist haar correcte bekleding. Doorheen de jaren hebben spontane bewoners de ruïne aangepast voor eigen gebruik. Boogramen dicht gemetst met witte steen om muren te scheppen, een kleine woonkamer, of het mausoleum gereinigd van haar ketterse keizersresten en omgebouwd tot kathedraal, een nieuwe toren met vier identieke façades in volmaakte renaissance stijl. Dezelfde ingrediënten maar anders bereid, meer decoratie, in vol ornaat. Ooit een tempel voor Jupiter, nu baptisterium voor katholieke baby’tjes, en wat ooit de wand van het paleis was, vormt nu de gevel van verschillende vijfsterrenhotels. Het is een zoektocht naar klassieke resten, tussen de scheve huizen en dure winkels liggen kapitelen, staan zuilen, sommigen muren zijn wit marmer en bekrast met de namen van Griekse vakwerkers uit het vorige millennium.
Als studenten krijgen we korting, de helft minder, en dus bezoeken we alles. De kelder van het complex, grote onderaardse hallen, dikke pilaren dragen ronde gewelven, het ruikt vochtig en er staan resten van Egyptische sfinxen in zwarte steen, koppen van Romeinen in het wit. Vanop de campanile heb je zicht op de stad, haar muren, haar omliggende wateren, waar cruiseschepen dobberen en Eilanden drijven. Het museum bewaart oude schilderingen, zilveren wierookbranders, potscherven terug samengepuzzeld en mozaïeken gereduceerd tot individuele steentjes. We lunchen sjiek op een klein pleintje, kiezen de goedkoopste plats op de kaart en dat heet een compromis.
De zon verlaat het zuiden, om van haar laatste uren te profiteren wandelen we richting het strand, onderweg een stop voor enkele flessen karlovačko. De zee maakt een D-vorm in het land, een halve cirkel afgesloten door rotsblokken die kliffen worden. Overal mensen in zwemkledij, ook het water draagt drijvende hoofdjes en wij kleden ons om. In het water ligt een enorme steen, waar jonge kerels aftuimelen, salto’s achterwaarts of voorwaarts, schroefdraaiend en soms eenvoudig duikend. Voor mij te eenvoudig. We klimmen naar boven, daarnet sprong hier iemand naar beneden, die val duurde toch even, maar hij kwam terug boven dus het is veilig. De andere twee durven mij niet volgen, maar ik spring, zeker tien meter, het water lijkt maar niet te komen, maar uiteindelijk slaan mijn voeten tegen het water en maak ik een indrukwekkende plons.
We zwemmen even verder, buitelend van lagere springrotsen, en draaien dan drie zitzakken om hun as, zodat ze richting de laaghangende zon wijzen. De voorkant goed ingesmeerd, ogen toe en nu mag niets nog gebeuren. In de bar speelt luide muziek, rondom het gelach van gelukkige mensen en het eeuwige ruisen van golven tussen de kiezels. De huid gloeit van de warmte, oranje gekleurd door de stralen en het is gemakkelijk zo in slaap te vallen. We soezen even, maar wanneer de zon zich achter een hoge den verstopt, wandelen we naar de overkant van de baai. Hier plukken we de laatste warmte, maar nu is het tijd om terug te keren naar ons hostel. In de spar vullen we een zak met broden en beleg, fruit voor morgen op de bus, want we gaan naar Bosnië, een daguitstap en we vertrekken hier om 7:15.
Dag 5
Opstaan voor de zon ons verwarmen kan en dat wil zeggen dat het een frisse 21 graden is. Onze vertrouwde bakker helpt met het ontbijt en na een half uurtje stappen staan we op de afgesproken locatie. We tonen onze passen, straks nodig bij de grenscontrole, en de gids vraagt om tien euro extra per persoon. Daarmee zal hij toegangstickets kopen voor de Kravica watervallen, op de terugweg, zoals gewaarschuwd online zat dat bedrag niet inbegrepen in de prijs. Twintig man past in het kleine busje, mensen uit Spanje en Zwitserland, maar ook drie jongelui uit België, tassen vol water en snacks voor onderweg, wanneer de Gids verhaalt over de Balkan en haar geschiedenis.
De grens eist onze gegevens, met Bosnische vlag op de mouw duwt de controleur onze passen in een machine die het controleren voor hem doet. We mogen verder, luisteren naar verhalen over Turken, oorlogsmisdaden van de jaren ‘90 ten gevolge van Tito’s overlijden, wiens problemen stammen uit de imperialisme en nationalisme van twee eeuwen gelden, of eigenlijk ontstaan zijn door de wetgeving van de Ottomanen, maar natuurlijk ligt de echte oorzaak in de tweedeling van het Romeinse Rijk onder Diocletianus. Daarvoor woonden er hier de oude Grieken, maar zij maakten geen kattenkwaad. Ze probeerden eenvoudigweg wat graan te verbouwen.
We stoppen kort in een oud gehucht, waarboven op een scherpe grijze rotsberg een kasteeltoren nog altijd de wacht houdt. Het dorpje zelf ligt gekransd rond een moskee, en we drinken echte Bosnische koffie. Die is net zoals de Turkse, alleen voeg je de suiker toe na het brouwen, niet tijdens. Belangrijk onderscheid. Ik eet ook een bakje verse vijgen, ontzettend zoet en het sap is bloedrood als dure lambrusco. Hier woont niemand, enkel de man met driehoekvormig hoofd, de koffieschenker, en de in doffe lompen geklede vrouw die vers fruit verkoopt.
Mostar is een ander verhaal. Gebouwd als Turkse handelspost over de rivier Neretva is de centrale Stari Most, de oude brug, het kroonjuweel van de stad. Vanuit de aanknopingspunten aan beide oevers ontstaan halve cirkels van oude gebouwen, verder verwijderd van de perfect halfronde brug, één reusachtige boog, dan worden de huizen moderner. We zien een oude leerlooierij, wiens werkers een eigen moskee hadden omdat iedereen weigerde in hun stank te bidden. De architect van de sprookjesachtige Stari Most zag nooit het afgewerkte resultaat. Na vele jaren vertraging en honderden zakken aan gouden munten over budget was de sultan zijn geduld kwijt. Als de brug er niet snel en stevig stond, dan zou de ontwerper zijn hoofd rollen. Als voorzorg vertrok de bouwmeester dus, enkele dagen voordat de schragen en stellingen ontmanteld werden.
We bestellen twee schotels voor twee personen elks, en dus hebben we eten voor vier. Geen erg, honger verslindt alles, de gevulde uien zijn heerlijk, ook het sterk gekruide gehakt met yoghurt en brood verdwijnt snel, de plateau veelsoortig vlees met gegrilde groenten heeft wat meer tijd nodig maar eindigt ook zo goed als leeg. Enkel het mandje extra brood blijft onaangeroerd, zelfs de halveliterglazen zijn leeg. We hebben nog even vrij, dus een zoektocht naar souvenirs, kaartjes met prenten van de mooie brug, zakjes lavendel en magneten om overal te kleven. Elias duikt nog even de rivier in, die kans valt niet te laten liggen.
De namiddag begint en we stappen de heuvel af. Voor ons strekken zich de Kravica watervallen uit, een breed watergordijn dat afdaalt uit de mossige bergen, overal strengen die glinsteren in de zon, en samen een bescheiden meer vormen. Al onze spullen op een hoopje, sociale controle genoeg, en dan springen we erin. Koud, maar dat willen we, goed verfrissend. Onder ons visjes en waterslangen, dus we zwemmen tot waar het water valt. Helemaal eronder mogen we niet, een streng drijvende blokjes bakent dat stuk van het meer af. Dan maar op elkaar schouders klimmen om in het water te kunnen duikelen. Met de zon op onze schouders kaarten we nog even met een pint, maar de tijd gaat veel te snel en het busje zet ons terug af in Split, net op tijd voor het avondmaal.
Daarom gaan we langs de Tommy, maar daar is het brood volledig uitverkocht. Gelukkig ernaast een Ribola, waar ze hebben wat we zoeken, en niet veel verder is een mooi stadspark. Maar ondertussen is het donker, onder die cipressen niet zo gezellig, dus we verplaatsen ons. Terwijl de kinderen voetballen aan de waterkant eten wij ons avondmaal, stokbrood met salami of kaas. In de verte de lichten van de omliggende eilanden, af en toe een late boot. Elias en Seppe gaan naar huis, maar ik heb een voornemen. Vandaag ga ik rond de Marjam wandelen, de berg die naast Split ligt. Het is tien uur gepasseerd, donker, stevig de pas erin, met een verhaal over de Azteken in mijn oren, onderweg passeer ik nagenoeg niemand, enkele lopers en een vleermuis. Voor middernacht heb ik mij nog gedoucht.
Dag 6
Drie keer moe, wekkers genegeerd, lang uitgeslapen, het is toch vakantie? Dus we besluiten, niets, dat is wat we vandaag gaan doen. Onderweg naar het strand brunchen we, dezelfde bakker bezocht, de strandbar is gastvrij en laks. Er liggen zitzakken, die zijn gratis, smijt jezelf erop, het is niet onze zorg. Wij spelen muziek, wij verzorgen de ambiance, enkel voor cocktails en bier moeten jullie betalen. Insmeren want het is zonnig, de dunne sluier die de kracht nu matigt zal zodra wegschroeien en dan zal de zon haar ware intenties duidelijk maken. De kerels gaan zwemmen, Elias de baai over en terug, dat vormt een halve kilometer, Seppe doet ook iets, hij is hoog, maar weet niet goed wat, want ik lig op zo’n zitzak, vol in de warmte, een beetje uitzieken, last van een snotneus, daardoor wat hoofdpijn en ook gehoest in mijn keel. Ik lees, voorbij de helft, morgen moet dit boek uit.
Verhalen door elkaar, over een woeste steppekameel, de verliezen die zijn eigenaar geleden heeft, mensen gestorven onder Stalin of verdwenen achter de horizon maar niet uit het hart. Over ongehoorzame astronauten bij een buitenaardse samenleving, metaforen over het IJzeren Gordijn en ideologie. De uren van de dag drogen op als zoute druppels op je huid na het zwemmen. De mensen beginnen te verhuizen, sommigen zoeken eten, anderen volgen de zon, en voordat wij dat ook doen, spring ik voor de eerste en laatste keer vandaag in de zee. Ik duik van de vertrouwde rots, al sinds we hier zitten klimmen kleurige zwempakken op deze steen, een ideale natuurlijke springplank.
Aan de overkant van deze baai struinen we tussen de barretjes en houden onze ogen open voor een vrije tafel. Waar het niet te veel kost bestellen we drie pintjes en ik ben een kreeft. Ook al heb me goed ingesmeerd, drie keer, ongeveer om het uur, toch ben ik volledig rood. Of, gelukkig is mijn gezicht in orde, maar torso en benen gloeien na. Douchen in aftersun is het plan. Voor mij een frisse en gezonde tonijnsalade, liefst met een mok fruitthee. Na al het drinken en vettig eten een kleine detox. We wandelen door vertrouwde straten terug naar onze kamer.
Dag 7
Het is weer een dag, en deze gaan we wel vullen. Alles opgeruimd, langs de balie om de sleutels kwijt te geraken, en we stappen richting de haven. Een half uurtje rollen met de valiezen, bij elke tegelrand een ‘kudduk’-geluid. Iedereen hoort ons van veraf komen en daarom kopen we enkele bureks bij de bakker. Voor een deftige prijs mogen we onze spullen wegsteken in het boothuis, en zo verliezen we onze bagage, in de hoop ongehinderd naar het nabijgelegen Klis te vertrekken. Het is nu tien uur, om half drie vertrekt onze ferry naar Stari Grad op het eiland Hvar. Dat geeft ons toch enkele uren om het bergkasteel van Klis te verkennen.
Maar aan de bushalte lacht de verkoopster ons toe. Ze vindt onze naïviteit bijna schattig, en ze verontschuldigt zich. We gaan er niet geraken, of, we gaan wel tot aan de kasteelhalte kunnen rijden, maar als we de boot niet willen missen, moeten we dan ook meteen de eerstvolgende bus terug pakken. In de plaats van zulk triestig avontuur kiezen we een andere bestemming, we gaan naar Solin, de ruïnes van een oude Romeinse stad doorwandelen. Ze print 6 nieuwe tickets, meteen opgepikt door de bus en we stappen uit aan de rand van een woest overgroeid park. Ik pluk verse vijgen als lunch, buiten groen, maar rood van binnen. Over grindpaadjes voelen we ons een beetje Joseph Conrad, overal stekels, overgroeide wildernis, maar het meeste draagt fruit. Wijnranken als slangen spreiden hun vruchten over de takken van eerder vermelde vijgenbomen, hoger zijn de notenbomen, maar de droogte stal de meeste van hun bladeren, terwijl de bramen eronder bruin en bijna krokant zijn.
Het is vandaag warmer dan ooit, staalblauwe hemel, en zeker wanneer de vegetatie openplooit en plaatsmaakt voor de fundamenten en resten van een Romeinse provinciale hoofdstad, wordt de wereld een kookplaat, wij verstoppen ons onder de laatste bogen van een aquaduct om ons laatste water spaarzaam te drinken. Het is zo heet dat niemand echt honger heeft. We struinen tussen oude vormen tussen het dorre gras. Een balkvorm bekroond met halve cirkel als aps en gevuld door twee zuilengalerijen was ooit een basilica, ernaast een kleiner kruisvormig gebouwtje, de muren nog een meter hoog en hier werden ooit Romeinse babytjes gedoopt. We zien ook eenvoudigere vormen, misschien de huizen van eenvoudige arbeiders, stallen voor de paarden van rijker volk of van het leger. Eén van de stadspoorten staan nog recht, en aan de andere kant van het complex zien we een stuk stadsmuur.
We vinden een recenter gebouw, grotendeel gebouwd met lokaal gevonden materiaal, stukken zuil liggen op hun zijkant, erop scheve kantelen en halve reliëfwerken tonen zich tussen het metselwerk door. Op de hoek van een trap staat een onthoofd standbeeld en de man, leunend tegen het deurkader, vraagt of we betaald hebben. Waarvoor? Dit park heeft geen hekken, verschillende toegangswegen, geen infrastructuur, en hij vraagt een familie Franse toeristen hetzelfde. Samen staan we te twijfelen, en uiteindelijk volgt de moeder hem naar binnen om twintig euro neer te tellen. Zodra de geldeiser zijn rug naar ons draait nemen wij de benen. We lopen terug naar de stadsmuur, gaan naar binnen, over de ruïnes van huizen en gebroken muurtjes. Zulk geld voor een hoop stenen in veertig graden? Ej hallooow! Volgens de kaart is er ook nog een amfitheater.
En we stappen over de stoffige bakplaat, ovenschaal, zien enkele christelijke sarcofagen, en kerk die erbij hoorde maar nu enkel bestaat als lijnen in de grond, en dan komen we bij het theater, een mooie ovaal met nog enkele rechtopstaande cirkelbogen. We zetten ons daaronder, wat ooit een in- en uitgang was, en eten onze bureks met kaas en vlees in de schaduw. Ondertussen zijn we heuse bedouins en met hemd over mijn hoofd gebonden keren we terug naar de bushalte. Voor een rood licht staat de chauffeur te wachten en wanneer ik een Boeddhistische buiging maak herkent hij mijn smeekbede, opent de deuren, en de airco van zijn voertuig redt ons.
We pikken onze bagage op en zoeken de juiste kade, er zijn er zo’n dertig. Een kaartjesverkoper stuurt ons naar links, een bobby, jobstudent die werkt voor de haven of misschien op één van de schepen, raadt aan naar rechts, heen en terug, maar in het havenhuis zelf hangt en bord en onze boot vertrekt over tien minuten aan kaai twaalf. Dat betekent voor mij twee uur lezen, de zee is kalm en mijn boek is uit. We stappen af, een bus brengt ons tot in het hart van het oude stadje Stari Grad, en tien minuten wandelen verder vinden we ons appartementje. Filip laat ons binnen, een magere man, enkele tattoos verspreid over zijn lichaam en een piercing in zijn linker wenkbrauw. Hij is gastvrij, geeft ons elks een pintje, en lijkt bijna nerveus wanneer hij ons verwelkomt. Onze kamer is groot, goede bedden, badkamer in orde en we krijgen zelfs een eigen keuken. Dit wordt zeker het beste verblijf van onze trip.
De jongens gaan winkelen, eten en drank voor drie dagen, ondertussen douche ik, opnieuw onder grote hoeveelheden aftersun. Ik begin oranje en bruin te worden, met af en toe een witte plek, een beetje als een giraf. We maken spaghetti, vers gemalen gehakt terwijl Elias en Seppe de groenten snijden. We vragen op peper bij onze gastheer en het eten is lekker. Nu schrijf ik wat een dit verslag, mijn vrienden vullen een tas met enkele flessen en vertrekken richting het strand. Ik schrijf een uur en dan raken de woorden op. Dus ik ga hen zoeken, over hekken en door een verlaten tuin in rechte lijn, en ze zitten aan de waterrand, de laatste halfvolle fles staat naast de box die leuke muziek speelt. Boven ons vallende sterren, voor ons de lichtjes van de haven en haar schepen, achter ons een enorm hotelcomplex. Met een mix van Euro en Kuna muntjes probeert Seppe nog een laatste drankje te kopen, maar hij keert enkel terug met een pepermolen. Voor ons appartement. En tegelijkertijd heeft hij ook het hele hotel verkend.
Dus we volgen Seppe, die met grote passen langs de bar wandelt, door de lobby en daar staan kickertafels. Het balletje ligt in één van de goals. We organiseren een toernooi met ons drieën, rondom staan de gasten van het hotel bij pingpongtafels en een tweede kickertafel. De wedstrijd is ontzettend intens, het zweet parelt op mijn voorhoofd en regent op de plastieken voetbalspelers. Na een uurtje komt iemand van de balie naar ons. Zijn we gesnapt? Hij vraagt voor Engels, ik antwoord gebroken; ‘only Français’, en hij weet niet goed hoe verder te gaan. Uiteindelijk zegt de man van de balie enkel ‘now, last game, ok?’, en wij knikken uitbundig van ja. Na afloop wil ik met uit de voeten maken, maar Seppe is opnieuw verdwenen. Elias en ik dwalen door de lege gangen van het hotel, deze vleugel lijkt verlaten, niet in gebruik. Eén van de deuren beweegt nog na recente activiteit, en in het lege binnen- zwembad vinden onze verloren broeder. Geen water, enkel tafels en stoelen vullen dit triestige bad, overal stof, maar de muren zijn volledig van glas en daarom is het hier erg warm. We kijken eens rond, maar hier vinden we geen entertainment, dus uiteindelijk vertrekken we toch naar ons appartement.
Dag 8
De gewoonlijke ochtendrituelen, in ordelijk tempo zodat we de bus niet missen. Het eiland is als een enorme walvis, kop onder water, maar wij moeten over zijn rug om van de ene kant naar de andere te rijden. Daar ligt het stadje Hvar, in het hart oude gebouwen, gotische raamkozijnen als in Venetië, in de kleine jachthaven honderden witte bootjes, net genoeg plaats voor een enkel gezin, en verder van het plein dobberen ook enkele jachten. We fotograferen de kerktorens, kijken naar het Spaanse fort op de berg, en wandelen de lokale kunstgalerie binnen. Deze pretendeert verbonden te zijn met de Biënnale, en de gechromeerde apen doen inderdaad denken aan werk dat daar in de parken stond. Leukst is echter de bakster die ‘LOVE’ in de aderen spuit.
Wandelend langs de kade enkel teleurstelling, niemand wil ons een boot verhuren. Iedereen wil wel, maar mag niet, niet langer sinds dit jaar. De politie heeft besloten daadwerkelijk te controleren, en diegenen zonder vaarbewijs mogen het water niet op. Vorig jaar en de gehele geschiedenis hiervoor was dat geen enkel probleem. Verslagen zitten we in de sjiekste bar van de haven. Dikke kussen, kristallen glazen, voor mij een smoothie van rood fruit en ijs, een verse limonade voor Seppe, maar Elias weigert, dit is zijn geld niet waard. Met handen in ons haar zoeken we een oplossing, wat gaan we vandaag dan doen? Dus in het klooster pakken we een foto van de oude zuilen, maar binnengaan kost geld, ook hier stappen we verder, dan maar naar het strand.
De Studenac vult onze tas met lunch, brood en beleg, en natuurlijk ook een fles koud bier. We moeten een eindje, maar dat loont ook, het strand is gevuld met kleurige parasols, omringd door palmbomen en een droog beboste heuvel, de enige bebouwing een houten restaurant voor de strandgangers. Daarom huren we twee ligbedden onder een stro zonnescherm, Elias en Seppe duiken meteen de zee in, en ik lees uitbundig in mijn boek. Twee uur later, mensen komen en gaan, maar het strand blijft vol, blijft druk, ondertussen ben ik tachtig paginas opgeschoven en hebben de kerels uitbundig van het verfrissende water genoten. Baantjes trekken, salto’s springen van de rotsen, of elkander proberen verdrinken in goede moed. Gezellig.
Maar ik ben nog altijd rood als een kreeft, dus hou mijn t-shirt steeds aan, ga niet zwemmen, in de plaats daarvan een korte expeditie langs de kust. Geen schelpenpad, maar wel een witstenen wandelweg, deze kleine keitjes zijn zo hard als glas en met elke stap rinkelen ze ook als porselein. Uiteindelijk begint de rust te groeien, gezinnen met jonge kinderen vertrekken eerst, en een half uurtjes voor de keuken sluit bestellen we fish & chips, of spaghetti met scampi’s, voor mij een klassieke burger. Net betaald en blijkt dat de bus over twintig minuten vertrekt. Van hier tot de bushalte duurt te voet even lang. Grote stappen, over de berg, uitgeput met volle maag, maar we zijn goed op tijd. Alleen maar om opgelicht te worden, de bus rijdt een uur later dan online verkondigt. Tijd doden met een fles bier in de haven, kijken naar de mensen, een groep met gids, vriendinnen met twee of drie, een gehaaste man met pizzadriehoek in de hand.
Wanneer we arriveren in Stari Grad draagt Elias een gek hoedje. Waar komt dat vandaan? De twee troubadours hadden nog een geheime tweede fles en die is ondertussen ook leeg. De ambiance is dus goed op dreef en op onze korte wandeling naar huis passeren we het stadsparkje. Daar hangt een Italiaan te trainen aan een baar, zijn vriend zit naast hem, Ozujsko in de hand, aanmoedigend. Elias toont hen hoe het echt moet, presteert snel en eenvoudig enkele zaken waar zij van dromen en de jongeman met het bier blijkt ontzettend grappig. Ze zijn trots op hun Genuees bloed, praten over Belgisch bier, lachen continu en wat een blijde ontmoeting. Het wordt donker, alle vijf zijn we moe, dus eens samen voor de camera en buona serata!
We wandelen, een tiental minuten naar huis, maar halverwege, wanneer we de heuvel beginnen beklimmen, sputtert naast ons een vespa voorbij, onze Italiaanse vrienden zijn daar! Roepen en met zijn ellenlange benen zet Seppe de achtervolging in, want in de verte horen we al muziek, en thuis staat er nog bier, willen we dat niet samen zien verdwijnen, jullie kerels zijn toch zo grappig! Grote passen de berg op, maar het is toch te laat. Even dwalen we nog, de richting waar we hen hopen te vinden, roepen Filipo, nee het is Filipe, en Lorenzo, maar we krijgen geen antwoord. Dus de kerels vertrekken met z’n tweeën naar de muziek, ik te geërgerd aan hun dronkemansgedrag en besluit in bed te kruipen. Of op het bed, en typ dit verslag. En zoek op, vanavond speelt Vatra, lokale rock, en in ruil krijg ik gekke foto’s van de feestbeesten.
Dag 9
De zon wekt mij, en twee lijken bibberen op hun kingsize bed. Hun gedeelde deken is een prop, en die geef ik aan Seppe, waarbij hij me even lijkt te herkennen vooraleer hij terug indommelt. Mijn eigen deken spreid ik over Elias, zet de koude airco af, en begin aan het ontbijt. De frigo herwerk ik tot enkele croque madames, hete koffie met melk, en een beetje whisky om het af te leren, wat nog? Enkele lappen spek voor bij die eieren, en ik begin alvast op te ruimen. Het lege glas in de bak, kroonkurkjes en rondliggend vuil op zijn plaats, maar nog altijd geen levenstekens in de slaapkamer. Ontbijt wordt brunch, blijft nog wel even warm, en ik ga naar buiten. Het oude dorp verkennen, op het dak van de kerk klimmen, want tegen de gevel staat een gammele stelling en er is hier toch niemand. Daar een half uurtje door mijn boek bladeren, en tegen elf uur zit ik terug op het gedeelde terras van ons appartement.
Letters worden woorden, vormen zinnen, dat zijn paragrafen en nog geen hoofdstuk verder staat Filip daar, onze huisbaas. Hi guys! How are you. Say, this evening, in the old town, you know, a friend and I, we will be making music, I am DJ, we are called Decibel and we do the Techno party. If you want to come, it will be free for you my friend! Dus ik zeg Jaja da’s goed, Ik kom zeker af, heb er al zin in, maar mijn vrienden, dat valt nog te bezien, zij waren er gisteren al bij, ronde één ziet u wel, maar ik zorg er wel voor dat ook zij komen! See you tonight! Tijd om te piepen, leven ze eigenlijk nog. Ach, het blijft stil, kan ik wat lezen, wat schrijven.
Laat op de middag herrijzen mijn vrienden, er wordt een beetje gegeten, gedoucht om terug ietwat fris te voelen, en de verhalen komen boven, na het concert met de drummer gebabbeld, zelfs nummers uitgewisseld en samen leutige foto’s getrokken. Hard gedanst, meegebruld met onverstaanbare Kroatische teksten, en bij afscheid de deur geweigerd, toch Elias, hij is in de plaats daarvan over de muur geklauterd, mafkees. Ik deel mede. Vanavond is het terug feest, we zijn zelfs uitgenodigd door onze huisbaas. Wat denken jullie? Eerst opruimen, want morgen voormiddag komt onze boot, die mogen we niet missen. Nu alles proper, en dan hoeven we dat morgen vroeg niet meer te regelen.
Ingepakt, Seppe en ik kuisen de keuken, maar Elias ligt terug op bed. Geen hulp en dat maakt me pissig. Om af te koelen ga ik even wandelen, dan heb ik toch nog iets van het eiland gezien. Ik beklim de berg, bekijk het grote kruis dat daar staat, een inscriptie die ik niet kan lezen, en stap verder. Tussen de grote rotsblokken groeien kleine knoestige boompjes, met harde dunne bladeren en veel stekels. Het doet me een beetje denken aan Bretagne. Ik passeer een eeuwenoude olijfgaard, de verbrokkelde stammen volledig vergaan en enkel nieuwe scheuten in ringvorm uit de wortels blijven over. Deze opmerkelijke vorm volledig overspoeld door openbarstende wolkenbanken, dikke helderwitte stukken fruit opengescheurd als sappige appelsienen doorstoken door de zon en gouden stralen snijden als messen de lichtblauwe hemel.
Het is ondertussen avond, en ik krijg honger. Langs de weg pluk ik handenvol vijgen, goed rijp en les daarmee ook mijn dorst. Een tijdje wandel ik over de kam van het eiland, en steek het dan volledig over, daal af naar de overkant, weg van onze kamer. Een minuscuul strand, zacht door de zee geaaid, privé, witte keien onder gebogen naaldbomen. Deze kom in het eiland gaat over in vlakke stenen kliffen, iemand logeert hier, er staat een volle rugzak onder een boom, maar geen ziel te bespeuren. Mijn gsm tinkelt. Waar ben ik? Daarom verlaat ik dat verborgen paradijs, moet nog een dik uur stappen, en ben terug op ons appartement. Er is nog een wrap over, moest ik honger hebben.
Filip’s feestje begint pas over een uur of twee, nog wat tijd doden in het park, ik babbel met wat locals, meisjes uit Zagreb, hier gedurende de hele zomer, of toeristen, uit Polen of verder. Niet zo interessant. Veel toffer is de klok die tien uur passeert. Daar zijn de troubadours, de toeristen, terroristen? Elias en Seppe, met z’n drieën op avontuur, dus eerder musketiers misschien! We kopen enkele flessen bier in de Studenac, en we groeten onze gastheer. Kraftwerk speelt, maar het is nog rustig, het meeste volk moet nog komen opdagen. Seppe daarentegen vertrekt alweer, enkel hier om ons even te steunen, maar nog te moe van gisteren en dat begrijpen we volledig.
We dansen met ons twee, kijken ook de keet eens rond, maken onze flessen leeg, herkennen af en toe de plaat, nu is het Underworld, zie ik er belachelijk uit als ik zo dans? Meer bier, zegt Elias, als je zo’n vragen durft stellen, meer bier zeg ik dan, dus we gaan frequent langs de tap. Babbelen met volk uit Italië, een designer met zijn model, dat maak ik ervan, en twee meisjes uit Duitsland, de stad ontglipt me, en we dansen nog meer. Filip neemt even pauze, zijn langbaardige vriend neemt over, net een viking en het ritme zit goed. Opeens sta ik te dansen met een knappe jonge vrouw, erg lang zwart haar, vloeiend en schitterend onder de fonkelende lichten van het feest. Bril met zwart montuur en ook haar kleed is als inkt, raven in de nacht. geen geklaag, integendeel, zalig dit, of toch, wat gebeurt er nu, wie is dat? Iemand pakt haar bij de pols en neemt haar bij me weg. Blijkbaar haar vriend, ze is hier niet alleen. Zwaar in ‘t zak gezet. Maar Elias komt langs met nog een portie vloeibare troost en de nacht danst rustig voort. Een Spanjaard die Nacho heeft, wie bedenkt het, en een Amerikaan uit Seattle, hier met een cruise, eerste keer in het juiste continent, onze babbels zijn verstaanbaar, want na twee uur, en dat was al even geleden, moet de muziek af, we zitten immers midden in de oude stad, en de politie neemt de nachtrust van de omwonenden onder haar vleugels. Tegen vier uur zijn wij uitgedanst, precies zeebenen, toch wel moe, en morgen moeten we er op tijd uit, dus we wandelen huiswaart met enkele Hollandsen, proberen Seppe niet te wekken, en nog voor ik de matras raak ben ik reeds bewusteloos.
Dag 10
Niet helemaal nuchter wakker worden, en dan de verhalen horen. Voorovergebogen met vermoeide knieën, alsof die nacht dansen je opeens enkele generaties ouder maakte en Seppe vertelt. Deze nacht werd ik wakker, Emiel niet gezien of gehoord, maar jij, Elias, echt man! Eerst even in de keuken gezeten, en ik denk daarna omgekleed of zo? Je stond makkelijk een half uur met de deur te sukkelen, pikdonker en in slakkengang die sleutel proberen draaien, geluidloos om ons niet te storen. Maar ik lig daar gewoon naast en zie u paljassen. Een tijdje later kom je dan terug, helemaal doorweekt! En dan pikt Elias in, luid lachend. Haha, ja da’s juist, ik ben nog gaan zwemmen vannacht! Wat!? Gaan zwemmen! Ja hoor, bij de buren, die hun poort stond open, en ik had het te warm, dus enkele baantjes crawl om te koelen. En het wordt nog beter, gaat Seppe verder. Want vroeg deze ochtend moest ik langs de wc, en Elias was nergens te bespeuren. Niet in hier, niet in zijn bed, en zeker ook niet in de badkamer. Dus ik ben hem dan natuurlijk gaan zoeken, even rondkijken, en hij lag met open armen te ronken op de keukenvloer! Ah ja maar wat had je dan gedacht, zegt hij, die tegels zijn lekker fris, daar slaap ik veel beter!
En terwijl we inpakken, de laatste onderbroeken van de vloer rapen en wegmoffelen, dubbel- checken onder bedden en kasten, delen Elias en ik onze avond, over de techno, Natcho, lang zwart haar en rijkelijk vloeiend bier. De vertrouwde straten, zo spijtig dat we vertrekken, dezelfde weg als steeds, en we wachten even op de bus. In zijn vrije hand draagt Elias de laatste fles Radler, twee liter, maar toch al bijna half leeg. In de haven moeten we een tijdje wachten, met de andere toeristen zien we ons schip aanmeren, koorden zo dik als armen en de lading wordt gelost. Zeker honderd auto’s bollen het schip af, drie dekken, dan ook een enorme bus, natuurlijk ook veel voetvolk, en voordat wij mogen betreden moet alles gekuist worden. Dus we zetten ons op die valiezen vol vuile was en dutten in de zon. Twee uur varen, dat wil zeggen slapen en lezen, hoewel, Elias zit op het dek, eerst bakboord dan stuurboord, en in het ruim zoekt hij de grootste vierwielers, bij aankomst is zijn fles leeg en kent hij dit schip als zijn broekzak.
Het is nu twee uur, we staan op de kade, niet zeker wat te doen. Onze bus, we moeten straks eindigen in Trogir, vertrekt pas om zeven uur, God zij geprezen als daar geen flinke vertraging bij komt. Dus plan B, of altijd het beste alternatief in Kroatië, volgen onze intuïtie en werken ons richting het strand. Ondertussen bijna ons strand te noemen, hier ben ik al eens verbrand, lagen we al vele uren, baantjes trekken is ook een optie. We zitten onder een rieten parasol, het is druk rondom, bestellen een drankje zodat we deze plaats mogen behouden en kijken achterom. Een bulkende massa wolken, zwart als vulkanisch gesteente. Maar dat pak hangt boven de stad, hier is het nog zonnig, mensen in het water, aan het zonnebaden, cocktails of zomerboek in de hand en we zien dat onweer nauwelijks bewegen. Dus babbelen we wat na, doden de tijd, trekken ons niets aan, maar dan is het zover. Generale repetitie gemist en dikke, volle druppels plengen op ons neer. Ze vallen langzaam, gestaag volhardend, en hebben slechts een halve minuut nodig om je te doorweken. Dat soort regen, bijna tropisch als een monsoon, iedereen vlucht met zijn of haar handdoek, drukt zich rond ons, vol onder die nagenoeg nutteloze parasollen. Zij houden niets tegen, enkele snoodaards springen in de zee en dan deert de drash niet langer, maar dat kunnen wij, met onze valiezen en straks een busrit, niet doen!
En zolang de druppels tropisch blijven, bijna warm, maken we ons niet al te veel zorgen. Maar toch, kletsnat hoeven we niet te zijn, en alle drie weten we, verderop staat er een brug, oud beton over een ongebruikt treinspoor. Wat denken jullie, daarheen? Voorop met lange passen, Seppe, donkerblauw vakantiehoedje en helemaal komisch, want daarbovenop draagt hij zijn felgroene valies, balancerend op zijn hoofd als ook de Afrikaanse vrouwen in documentaires dat doen. We moeten maar honderd meter, en toch zijn we goed gedoucht. We zijn ook niet alleen, niet de enigen met dit geniale plan, en tussen de bikini dragers en bezwete sportmannen drogen we ons, handdoeken uitgepakt en omgeslagen als cape. De afvoerbuis onder de brug is opengebroken als een ei, en daaruit sproeit een groeiende waterval, langzaam loopt ons droog eiland onder water.
Maar we staan hier met een vijftigtal jonge mensen, de jeugd van Europa, hier om van hun zomer te genieten, en daarom vraag ik Elias om zijn luidspreker. Ik begin met Under the Bridge, toepasselijk, van de Red Hot Chili Peppers, en volg op met enkele ultraklassiekers die iedereen van buiten kent. En zo begint het, eerst met een tikkende voet, iemand die de woorden met haar lippen mee vormt maar voorlopig nog stil blijft. Het volgende nummer, bewegen op het ritme en handen in de lucht. Who is the DJ? I have a suggestion! Een minuut later zingt iedereen luid mee, uit volle borst brengen wij tot u, Bohemian Rhapsody. Met de laatste energie in Elias’s gsm film ik even, Seppe toont zich een beetje verward, dat had hij absoluut niet zien aankomen. Spijtig genoeg is het slechte weer van overgaande natuur, en na deze climax begint het volk langzaamaan af te druipen. Bij de laatsten vertrekken wij ook, richting het bootstation, van plan daar de rest van onze namiddag te doden, maar onderweg worden we overvallen door een nog eens zo heftige stortbui, en in een nieuwe drukte aanschouwen we de natuurkrachten daar onder het afdak.
Het klaart op, de zon eist haar alleenheerschappij, ik zet me te lezen in één of andere koffiebar en ondertussen zoeken mijn vrienden een betere plaats om te rusten, te wachten tot die bus van straks. Ik geraak tot het einde van mijn pagina wanneer iemand tegenover me komt zitten, aan dezelfde tafel, haar kledij nat door de regen. Zij herkent mij, ik haar niet, dus wanneer ze me toespreekt reageer ik initieel terughoudend. Maar ze vraagt, of ik de DJ ben, de man met de muziek, zo dus, ach ja, dat was ik. Even later staat ook haar vriendin daar, ook een Italiaanse, en we babbelen wat. Hun boot vertrekt eveneens om zeven uur, we zitten met hetzelfde probleem, hoe de namiddag kwijtraken. Niet echt uitgerust keren mijn troubadours terug, we zetten ons aan een nieuwe tafel, plaats voor iedereen, en in het Nederlands beginnen ze te discussiëren welk van de twee het knapst is. Zij zijn beter voorbereid, en toveren enkele kaartspelen uit een tas, maar we verkiezen het ondertussen gekreukeld boek van Elias en presidenten een uurtje, ondertussen elkaar toelachend, wat doen Italiaanse mensen toch raar! En onze taal steekt vol stroeve klanken, wie komt er ook op het woord ‘geel’? Onuitspreekbaar!
Zo geraken we toch op onze bus zonder eenzaam te verkruimelen in de stadsdrukte, en slechts een uurtje te laat wanneer we ons hostel in Trogir binnenwandelen. Kaal met lange baard toont de kamer, vier stapelbedden, verder niets. Een Amerikaan uit Texas, drie maanden reizen door het continent na het afstuderen. Trogir werd gebouwd door Venetië, als uitpost tegen de Turkenhonden. Daarom zijn de ramen gotisch. vlakke, kale muren, met natuurlijk krullende en spitse kozijnen. De steen is witgrijs, gepolijst door de eeuwen, en elke gevel draagt een leeuw, gevleugeld, als symbool van de moederstad. En rondomrond ligt een kanaal, eigenlijk zitten we op een eiland. Bij schemerlicht wandelen we langs de kade. Restaurants en cocktailbars, spijtig genoeg ook met Venetiaanse prijzen, dus we dwalen even. Terug in het hart van Trogir vinden we een laatste vrije tafel, voor een laatst heus avondmaal, Italiaanse spijzen voor ons met drie, niet te duur. Niet goedkoop. Terwijl de Hoge en ik op tijd gaan slapen, trekt Elias wederom de straten in, op zoek naar een parkje voor zijn calisthenics oefeningen.
Dag 11
Tijd om af te sluiten. Onze kale met baard zet de valiezen in een zijgang en we kopen enkele bureks aan het vasteland. Brunch loopt uit, en langs de kade grilt de zon ons, zoeken naar schaduw op te ontbijten. We geven op en benaderen het kasteel van Trogir, rustend op een hoek van dit eiland. Ronde torens, met kantelen bekroond, een klassiek design als in kaskrakers, en voor twee euro mogen we er even rondwandelen. Er speelt een film over de lokale geschiedenis, de Duitse ondertitels komen niet overeen met wat de Engelse stem vertelt. Bovenop de massieve hoofdtoren delen we een mooi uitzicht met enkele Hollanders, overal te vinden dat volk.
We kijken nog eens goed rond, de kathedraal en het stadhuis, maar onze bus rijdt pas later deze namiddag, en ondertussen hebben we hier alles gezien. Dus ik stuur mijn compagnons richting het water, een baai verderop, terwijl ikzelf zoek naar zegels en postkaarten. Maar beschreven loopt alle inkt uit, één vette blauwe waas op vreselijk papier. Gefrustreerd verscheur ik deze mislukkingen en been ik de musketiers achterna. Op het kleine kiezelstrand maken we een plan. Brood, beleg en bier in de Studenac, en we zoeken een pedalo verhuurder. Een uur kost dubbel zoveel als geadverteerd, maar we laten onze laatste namiddag niet zomaar in het water vallen, dus we hoesten op, en drijven weg. We klotsen wat op de golven van voorbijvarende jetski’s en motorbootjes, spelen onze eigen muziek en de flessen raken snel leeg. Daardoor buitelingen in het zoute water, Seppe speelt kraaiennest met zijn lange benen en ziet vanalles drijven.
Na afloop ontspannen we nog wat op de kiezels, lezen, of meer drinken voor zij die Elias heten, en onderzoek doen naar het habitat en de biologie van zee-egels. Langzaamaan rapen we alles bij elkaar, onze pus komt straks. Terug langs het hostel, nattigheid wegstouwen en wisselen voor droge shorts in de toiletten. Zoals steeds laat het vervoer op zich wachten, dus Seppe bladert wat verder in zijn boek, en Elias verkiest te slapen in een opvallend comfortabel ogende struik. Daarmede arriveren we flink te laat in Zadar, en tevens uitgehongerd. Omdat we gefrituurde happen kopen in de KFC verliezen we nog meer tijd en daar kan onze gastheer echt niet mee lachen. Na een streng woord laat hij ons uiteindelijk toch binnen, we betalen en spreken af dat hij ons morgen oppikt om negen uur, zodat we makkelijk en op tijd in de luchthaven geraken. Onze vakantie is voorbij.
Dag 12
Om ons uit te zwaaien passeert een kleine fanfare voor ons balkon, jaren geleden sinds ik er één zag. In de luchthaven kopen we de laatste souvenirs en cadeautjes, ook iets als ontbijt en dan is het wachten. Alles met vertragen, de controles, daarna zitten we op de betonnen landingsbaan, te zweten onder de zon. Eenmaal in het vliegtuig verandert er weinig, een tijd lang staan we bewegingsloos op dezelfde baan en ik verwittig het thuisfront in wat voor apenland we zitten. Maar de vlucht is kort, veel te snel zijn we terug in België, als troost kopen we een pak frieten, en we beginnen aan de volgende stap van ons parcours huiswaarts. Een bus tussen de luchthaven naar het station, waarvandaan een trein ons tot in Antwerpen draagt, en daar scheiden onze wegen, groepsknuffel, wat een zalig avontuur, tot snel, tot volgend jaar een nieuwe belevenis!
Foto’s: Emiel Van Herck