Dag 1
5:30, drie wekkers, vier lijkbleken in de badkamer, de laatste benodigdheden bij elkaar gescharreld en we zijn onderweg. Het bewustzijn sluimert op het gezoem van de wagen, baadt in de duisternis van haar hersenpan, maar echt slapen zit er niet meer in. Ogen toe, muziek aan, vader rijdt, enkele uren later begint de dag, en we ontbijten buiten een Duits tankstation. Dichter bij Zwitserland lunchen we dan weer op het normale uur, het is erg warm, wespen proberen mee te eten en ondertussen schiet ik goed op met het lezen van mijn boek.
Voor de Gotthard staan we even stil, al bij al tot nu toe vlot, en dan bolt het weer. We zijn in bergland. Hoge kliffen, door naaldbossen overdekt, die pieken kalend, eerst gras, lichtgroen door de droogte, daarna ruig grijs gesteente. Tussen het massief verschillende meren. Naast één ervan onze kamer. We kijken uit op het water. Kabbelend door de wind, en boven ons exploderen de gletsjers, helder wit bestraald door de zon, ijskastelen die straks zullen uitregenen. Een duik om af te koelen, het zwembad is lauw, net goed zo, nog vijf bladzijden want morgen moet dit boek uit, maar nu gaan we eten zoeken.
Erg steil en het stenen pad is scherp. Het meer staat veel te laag, de meeste restaurants zijn gesloten, ligt dat aan ons, of het onheilspellende weerbericht? Gelukkig is de best aangeschreven keuken wel open. Daarbinnen erg gezellig, ouderwets ingericht, veel antiek, veel hout. No reservation? Sorry, no places! Wij terug de berg op, daarvoor al uitgeput en hongerig, nu ons best doend elkaar niet knorrig te koeioneren, en terug die wagen in. We rijden langs de oever van het Comomeer, op zoek naar alternatieven, hopen aan te kopen voor het gehemelte openbarst.
Dat is vast het duurste hotel van Italië, slechts voor koningszonen en oliesjeiks. Iedereen in Armani en Prada, iedereen uit Qatar en Amerika. Het bijhorende restaurant wandel ik voorbij in mijn teenslippers en we zoeken iets dat geen maandloon vraagt voor een glas. Daar is het niet zo gezellig, luide popmuziek en saai bekleed, dus we zoeken verder. Nog volgeboekt, en een rij langer dan ons geduld. Niet open, enkel desserts, voornamelijk gelato, dus keren we om. Toch maar onze ego opzij zetten en onze maag laten spreken. Zeker niet te duur, en sowieso een gratis portie geduld-µ training voor iedereen die hier gaat zitten. Slechts één dame bedient de hele eetzaal, maar zodra het eten komt zijn we blij verrast, alles is lekker, we maken plannen voor morgen.
Dag 2
De Villa is niet open, woensdag sluitingsdag. Dus vervroegd naar de overzijde. Tickets aan de oever, drukte want iedereen wilt naar de mooiere kant, maar de ambtenaar is niet in ons geïnteresseerd. Langzaam en daarna nog trager, dus ondertussen lees ik, en wanneer het aan ons is, wandelt de slonzige verkoper naar de aanlegsteiger om de aankomende taxiboot te verwelkomen. Dan maar de volgende. Het water is petroleumblauw, donker en glad, zonder stoten passeren we de eerste halte, die van Villa Carlotta. Die willen we op de terugweg zeker bezoeken. Het plan is echter eerst tot de verste halte varen, daar lunchen, en dan achtereenvolgens de dorpjes van de terugweg doorwandelen.
Dus nu knalt de boot tegen de stalen poten van de Varenna-kaai, de matroos misgooit het touw en moet een tweede poging wagen, waarna hij ons vastbindt aan land. Door het pittoreske dorp, gekneld tussen bergmeer en bergwand, waar middeleeuwse vissers hun toekomst zagen. Verder door dunne steegjes, warme lucht, en overdekt komen we bij een heerlijk restaurant. De tafelbediende heeft Maori-tatoeages en brengt betoverende schotel na verbluffend voorgerecht. Verrukkelijk, vers en als kunstacademisch eindwerk gepresenteerd, met uitzicht op de uitlopers van de Alpen, waartussen het Comomeer zachtjes blinkt.
Voorbij onze eetlust ligt de Villa Monastero, recht op de klif, met een tuin op de dezelfde helling, aan de ene kant rotswanden, aan de andere kant het ritmische geklots van water. Palmen, yucca’s, oleanders voor een druppel kleur, en verscheidene paviljoenen. Zuilengalerijen overdekt worden kaders waar op de balustrade neergevlijde zusters mooi gefotografeerd worden. Want op de achtergrond nog altijd die bergen, nog altijd hetzelfde verfrissende meer, met elke seconde aanlokkelijker, nog altijd veel te warm.
De volgende stop is Bellagio, liggend op het punt waar het meer in twee armen vertakt. In zekere mate het centrum, tevens ook de linkerzijde van de Tuin. Tussen hier en San Giovanni staat de Villa Melzi, op zichzelf al indrukwekkend genoeg, maar lang en smal strekt zich ook haar botanische parktuin uit. Meer dan tweehonderd jaar oud en gevuld met prachtige planten. Paradijselijk ingericht, overal exotische soorten. Ooit een orangerie, nu een expositiezaal over iets, ik herken enkel een buste van Napoleon, en ook zijn silhouet op enkele medaillons, mooi hoor. We wandelen verder. Reusachtige dennen, koninklijk met lange takken die zich als beschermende takken over ons uitwaaieren. Aan de kade een laan platanen, gesnoeid tot parasols, bankjes tussen hun stammen. Een plaats voor rust. In de kapel licht iemand begraven, zijn graf is wel mooi.
Even verder stappen en we zijn in San Giovanni, een gehucht, klein middeleeuws kerkje waarrond enkelingen wonen. Het terras is uitgestald maar gesloten, onze boot net gemist, wanneer komt de volgende. Kinderen beklimmen de steiger, Italiaanse popmuziek en handdoeken op de balustrade. Ze springen naar beneden, telkens van hoger, we moeten ongeveer een kwartiertje wachten. Even verfrissen in het meer, een lichte golfslag kalmeert in de lommerte en vader gaat even zwemmen. Wat verder zien we boot na boot opstapelen in Bellagio, maar daarna bewegen ze niet langer. Een probleem? Onze gepensioneerde kapitein onthult; a little bit … uh … ritardo. 20 minuten later dan verwacht springen we alsnog in het zwembad.
Mijn boek is bijna uit, samen wisselen we de foto’s van vandaag uit, Lool staat het beste op ze allemaal, dus ik probeer haar te verdrinken in het chloorwater, daarna wreekt haar grommende reïncarnatie en sla ik op de vlucht. Het spelen beu en de magen leef, waar gaan we eten? Geen moeilijk vraag want deze voormiddag onderweg op de boot belde vader om te reserveren waar we gisteren afgewezen werden. Allen naar daar, bediend als prinsen of oligarchen, Twee gangen, acht verschillende lekkernijen, als bij wonder nog lekkerder dan deze middag. Met een goed glas en daarna een even verrukkelijk dessert. Een vakantie kan nauwelijks beter beginnen, gaan we nu tien dagen teleurstelling tegemoet? Hoe gaan we dit nog kunnen evenaren?
Dag 3
Proppen, duwen, ga op die valies zitten, dan rits ik hem dicht, krijgen we alles nog in de koffer gepuzzeld? Is er geen plaatsje in de schaduw? OK, dan parkeer ik hier. Nog een tas en een koffiekoek voor de hongerigen en dan stappen we tot aan het water. Daar een gezellig pleintje, in het middeleeuws rond kerkje verkopen ze Jezus, ernaast waaiertjes en opblaasspeelgoed, dichter aan de oever kan je ook een snack of verfrissing krijgen. De carabinieri’s houden alles in de gaten, behalve de woekerprijzen van het ligbedden- monopolie. Twintig euro per persoon, voor twee uur. Hier zijn we snel terug weg, waar gaan we dan liggen?
Voordelen van de klimaatverandering. Omdat het deze winter niet gesneeuwd heeft staat het waterpeil drie meter te laag. Waar normaal gezien fris water tegen de stenen kade klotst, vinden we nu kleine rotsstranden, die vorig jaar nog de bodem van het meer vormden. Hier leggen we ons neder, onze handdoeken maskeren de prikkende stenen en we zwemmen in het zalige Comomeer. Net voorbij de miniatuur jachthaven ligt een zwaar ponton, gemaakt om de golfslag die de bootjes zou klutsen tegen te houden. Hier klimmen we op, alleen maar om er terug af te springen. Duiken, salto’s, bommetje! Kijk eens met je zwembril onder water, daar is er niets, de bodem gaat steil naar beneden, diep genoeg zodat je niets kan zien. Een beetje eng toch?
Omkleden aan de wagen, nu maken we een korte wandeling. Ons strandje van daarnet vormt de oksel van een schiereiland, een heuvel die uitsteekt in het meer. Daar gaan we nu heen, daarvoor moeten we omhoog. Villa Balbelliano, met zicht op alle zijden van het meer, verbluffend mooi, een piekfijn bijgehouden tuin, drie perfect halfrond gesnoeide bomen, natuurlijke parasols of foutkleurige paddenstoelen, elks meer dan honderd jaar oud, vormen het kroonjuweel. Van kamer tot kamer vertelt de gids. Franse stijl, zachte lijnen, satijn aan de muur en het kristal aan de luster groot en blinkend. Italiaans kristal is fijner, en deze muren zijn bekleed met zijde, hier aan het meer gekweekt en gemaakt. Een Engelse leeszaal met verborgen trap, harde lijnen, rechte hoeken in het hout, overal boeken over wereldreizen. In de badkamer een sauna en de zolder bewaakt de relikwieën van de laatste eigenaar. Hij bezocht de wereld en hier rusten requisieten van de noordpool tot het Himalayagebergte. Een collectie van schilderijen op glas befleurt het geheel. Rijkdom goed gespendeerd. Doorheen zes verdiepingen bezoeken we heel Europa, een combinatie van musea en in het souvenirwinkeltje kopen we een frisco.
Drie uur naar Mantua, voorbij Como, Milaan, Bergamo, Brescia. Deze kleine renaissance- stad, omkranst door meren, benaderen we vanop een lange brug, of eerder een dijk in het water. Voor ons een postkaart, of een scène uit een grootse periodefilm. Het Palazzo Ducale
vult ons blikveld, middeleeuwse kasteeltorens, kantelen getopt door licht hellende dakpannen, dit alles gebakken klei. Ernaast, erachter, omkransend, scherpe kerktorens, hoger dan de ronde koepels van barokke kathedralen. Een geweldige collage van periodes en stijlen. Onze slaapplaats en palazzo, fresco’s op de plafonds en muren, een residentie voor adel of Venetiaanse kooplieden, rijk door de specerijenhandel met het Oosten. Vandaag slapen wij in hun bed.
Dag vier
Geboorteplaats van Vergilius, grootste der Romeinse dichters, van de late middeleeuwen tot de Napoleon huis der Gonzaga’s, hertogen die Mantua tot koninklijke en zelfs hemelse hoogtes tilden. Hun paleis, bij de grootste van het continent, en dus rivaal van het Caserta en Versailles, spant een periode van drie eeuwen, zelden gerenoveerd of gemoderniseerd, de stadhouders verkozen annexen, bijbouwen, een nieuwe hal, vleugel of een extra binnenplein, zo groeide het complex tot een unieke cocktail, wij het privilege hier nagenoeg in eenzaamheid van te proeven. We wandelen van galerij tot galerij, de één gevuld met spiegels, de andere met Brusselse tapijten, daarop Bijbelse scenario’s, maar ook fresco’s op de gewelven, vaak Apollo, maar heel de Grieks-Romeinse wereld figureert, een hoofdrol voor de collectie marmeren keizers, kop na stoïcijnse kop verzameld in een lange danszaal, wij de enige zielen, Vader Hertog, Moeder Hertogin, de kinders Jonkheer en Jonkvrouw, ons paleis, halverwege de stroom klassieke kunst onderbroken door een natuurhistorische tentoonstelling, de inspiratie van die innoverende kunstenaars, hier bengelen stukken koraal aan onzichtbare visdraden, enorme blokken fel gekleurd kristal op glazen dragers, een opgezet nijlpaard, door de onervaren taxidermist omgetoverd tot heus monster, gelukkig ook een schattig gordeldiertje ter compensatie.
Zo veel, onze hoofden vol, maar de magen ondertussen leeg. Richting het centrum. Maar eerst, we wandelen over de Piazza Virgiliana, eerder een park dan plein, vol scherpe snoeivormen, taxussen als cilinders en de platanen zijn parasols. Uitgedroogd wel zoals alles deze zomer. Hoog op zijn wit blinkende sokkel, spreekt hij nog altijd de wereld toe. Brons, hand uitreikend, de auteur van de Aeneis is onsterfelijk. Een verplichte groeting, daarna richting het plein tegenover de grote kathedraal. Panini, panini, panini en een salade. Even binnenpiepen, het plafond volledig cassette, een rooster houten vierkanten, in elk hokje een uitgesneden roos, overal bladgoud. Wat een gezellige stad, rustig en proper, spijtig dat we nu wegrijden, twee uur naar Ravenna.
Toch een beetje moe nu, op de kamer, iemand onder de douche, de rest zonder veel kleren aan. Halverwege een nieuwe outfit, geen plannen. Tot ziens zeg ik, ergens op de Piazza del Popolo zal ik mij zetten. Slenteren door de mooie straten, zuiderse huizen, af en toe een hoge pijnboom, groene pluimen, een beetje pauwenstaart, of misschien gewoon een enkele veer. Ik oefen wat Italiaans en krijg wat gegiechel. Daarna ook een gin tonic. Dan was ik toch verstaanbaar genoeg. Wat lezen, middeleeuwse verhalen die zich afspelen in dezelfde stad als waar ik nu onder de zon blader. Vader zet zich erbij, de Zuster tevens en met wat wachten maakt Moeder onze krijgsmacht voltallig. Zo maken we het aperitief af, wie heeft er honger?
Dag één, wauw, deze maaltijd was onovertreffelijk, dat gaan we niet meer kunnen verbeteren. Dag twee, ok, dit was nog lekkerder, een nieuwe standaard, vanaf nu enkel nog bergaf. Dag drie, zo heerlijk at ik nog nooit, wat een feestmaal, die combinatie aan smaken, verrukkelijk, echt waar, enkel nog teleurstelling hierna! Tja, nu is het dag vier, we zitten in een wijnbar, onze eigen sommelier brengt het perfecte glas bij elke hap. Kunstwerkjes verschijnen voor ons, telkens met een eigen set bestek, bijna crimineel om ze aan te snijden. Onvoorstelbaar, met elke gang winnen ze enkele michelinsterren, zo bouwen ze hun eigen hemelgewelf, lees het koffiedik van de cappuccino na het banket en enkel mirakels worden voorspeld. Wie staat er in de keuken, een engel of een demoon?
Dag 5
Wekker wekt, niemand beweegt, iemand kreunt, rolt van de matras, douchen, aankleden, ontbijten, we zijn nog net op tijd. Eerste halte, San Vitale. Het is negen uur en we zijn de eersten, voorlopig nog alleen. Deze octagonale kerk is voor het grootste deel herwerkt, of gerenoveerd. De koepel en zeven van de acht zijden volledig barok beschilderd, krullen, wolken, kronkelende heiligen en dat is allemaal niet belangrijk. De achtste zijde is de aps, origineel, meer dan vijftien eeuwen oud. Byzantijnse mozaïeken, zo zal vandaag eruit zien. Hier de keizer en keizerin, hun glazen gelaat en gouden juwelen zo blinkend dat doorheen de eeuwen nog altijd respect afgedwongen wordt, kin valt open, sterveling valt op zijn knieën. De rondboog toont prachtige portretten van de apostelen, allen uniek en levensecht herkenbaar. Het kruisribgewelf draagt het Lam Gods, ondersteund door vier engelen. Overal extra details, verborgen patronen, die soms zelf art deco en modern aanschijnen. Dit is het summum van menselijke creatie.
Het Mausoleum van Keizerin Galla Placidia ernaast is kleiner, maar daarom niet minder verbluffend. Diepe kleuren worden beschenen door gefilterd zonlicht. Ramen van alabaster laten enkel rijke oranje tinten door en pronken zelf trots met hun kristallijnen. De sterrenhemel is hier nagemaakt met miljoenen stukjes marmer, edelsteen, glas en goud. Overal dieren, allemaal herkenbaar, en ook de bloemen en fruiten weet ik te benoemen.
Onze volgende stop is het Battistero Neoniano, waar duizenden middeleeuwe babytjes gedoopt werden. Opnieuw figureren de twaalf apostelen, nu niet langer portret, ook hun gewaden en sandalen staan getekend in steentjes. De koepel toont Jezus, naakt in de Jordaan, met Johannes de Doper, en miniatuur hebben de oude Romeinen ook Zeus afgebeeld, een laatste overblijfsel van de Griekse mythologie die hier riviergod speelt. Ernaast de kapel van de aartsbisschop, een gewelf vol vogels en sterren, en op de koepel de vier evangelisten met hun traditionele alter ego’s; de leeuw, engel, os en adelaar, allen gevleugeld.
Ook de San Apollinare Nuovo is sterk veranderd doorheen de eeuwen. De aps is barok, evenals het plafond, de buitenste muren zijn eenvoudig wit en ook de vloer is niet langer origineel. Wat rest zijn de twee verhoogde muren van het middenschip, gedragen door een lange zuilengalerij. Deze twee enorme taferelen tonen verschillende fases uit het leven van Jezus. Daaronder, tussen de ramen, tientallen heiligen en profeten, alles goud omkranst, elk met zijn attribuut of boek. Tot slot een enorme verzameling van 22 maagden en 26 martelaren, elks met een andere kroon, maar indrukwekkendst zijn de drie koningen uit het Oosten. Gekleed in pakken van Versace en Prada, dure mantels vol gouddraad en parels. Een lust voor het oog.
Maar ook uitputtend voor het brein, zoveel kunst en zoveel pracht overdondert, we hebben tijd nodig om dit te verwerken. Gelukkig is dat geen moeilijk probleem om op te lossen. Ravenna ligt namelijk vlakbij de Adriatische Zee, waar warm water ons verwacht. Zwemkledij aan, handdoeken in de koffer, en we parkeren tussen de krekels en hun getjilp. Het zand is te heet om met blote voeten te bewandelen, dus janken we als jonge katten totdat we op onze ligbedden landen. Wie het laatst in het water springt heeft verloren! Wat is het zalig, warm als een zwembad, geen te krachtige stroming en nauwelijks golfslag, we spelen als otters en zeehonden. Niet te ver ligt een golfbreker evenwijdig met het strand, grote rotsblokken opgestapeld. Hier vinden we nieuwsgierige maar schuchtere krabbetjes, grote slakken, kleine visjes en overal heerlijk dikke mossels.
Dan liggen we in de zon, of onder de parasol, te lezen, een sudoku, gewoon wat uitrusten en slapend bruinen. Vader, John of Belgium, Johannes soms doper soms kruisvaarder, redt ons en brengt een kom watermeloen, en koud aqua naturale voor de uitgedroogden. Wanneer we te warm krijgen springen we nog eens de zee in, zoeken naar beestjes en wier op de bodem, om daarna terug te drogen onder de mediterraanse zon. Hemels. Het wordt rustiger, families met kinderen vertrekken eerst, daarna ook de stamklanten, die gedurende het hele seizoen hun bedje gereserveerd hebben. Wij genieten na van de zonsondergang met een bord zeevoedsel, vissen, garnalen, vongole, rauw, gebakken, gekookt, omgetoverd tot saus en alles is erg lekker. Nu is het strand leeg, alle parasolletjes toe, een mooi patroon ontplooit zich in hun regelmatige standplaatsen. Achter hen de hemel, van donkerblauw, naar paars, rood, oranje, geel en terug lichtblauw, Het water blijft warm.
Dag 6
Iets langer uitslapen vandaag, iets later uit bed, de douche spoelt het zweet van deze nacht weg, en de yoghurt is niet alleen gezond, ze is ook lekker. Alles in de koffers, en dan de koffers in de koffer. Wat een puzzel. Voordat we vertrekken nog het Battistero Ariano, waar poedelnaakte Jezus al meer dan duizend jaar baadt in de Jordaan, zijn vrienden rond hem, de heiligen en andere werknemers van God zijn er ook. Enkel de koepel is nog bekleed, de muren van roodbruine baksteen scheppen een scherp contrast en versterken het fonkelende meesterwerk alleen maar. Buiten een witharig meisje, eenzame reiziger, en ook de bijhorende kerk. Nu toegewijd aan de orthodoxen, enkel Polen, Roemenen en Oekraïners zingen hier op deze zondagochtend nog hun liederen, links de vrouwen met sjaal over hun haar, rechts de gespierde, hardwerkende mannen, allemaal kaal of kalend, achteraan een speelhoekje voor de kinderen, erg schattig.
Voordat we echt vertrekken, het Mausoleum van Theodorik, Gotische koning die de Romeinse keizers verving en ter herinnering daarvoor een imposante tombe bouwde, net een aard-lander, alsof deze witte structuur, decagonaal en dus staand op tien bogen, uit de ruimte afdaalde, met een monolithisch dak van 230 ton. Daarna rijden we langs de Adriatische, doorheen de delta van de Po, het laatste zoete water van Italië verdampt hier langzaam, langs de kade veel bamboestructuren met netten ertussen om te vissen. De zoektocht naar een pittoresk en rustig restaurantje aan deze wateren levert weinig op, tussen het riet enkel reigers, en van het kermisdorpje, ontzettend druk, vluchten we snel.
Waar de delta eindigt begint de lagune van de veneto. Op het kruispunt van deze spiegelbeelden ligt Chioggia, miniatuurversie van Venetië, dat iets noordelijker ligt. Een tiental kanaaltjes tussen half zoveel eilanden, waar pastelkleurige huizen weerspiegelen in het water en wij een pasta krijgen. Wit marmeren bruggen, grote bakstenen kerken, vol sporen van vroegere praal, nu afgepeld en daardoor mysterieuzer. Een leuke ontdekking, dat gezellige plaatsje, het biedt een halve liter wanneer je een medium biertje bestelt, maar het internet werkt niet zo goed, dus betalen met kaart is lastiger. We al ons cash geld bij elkaar en dan lukt het net.
Nu is het namiddag, op de trein tussen Mestre en Venetië; een rit van slechts tien minuten. De wagen in een betonnen kooi, vierde verdieping, en zonder weten verandert onze trein van peron, snel verplaatsen opdat we hem niet missen. Een driedaags abonnement brengt ons tot San Marco, vertrouwde omgeving op het water. Ons appartement is proper, fris, met voor goede bedden en we rusten even uit. Vier keer douchen, vier keer omkleden, vier keer uitblazen. Wat is het plan?
We zoeken het noorden. Uithangborden verwijzen naar te dure souvenirs, heerlijke keukens die elke avond zeebeesten op tientallen wijzes serveren, de schoenmaker, lapper en verkoper rookt uit een houten pijp met gerust gemoed, steeds zullen de mensen hun schoenen verslijten, dan wandelen we de boekenwinkel binnen. Een gondel staat in de smalle gang, gevuld met oude boeken, nooit gelezen of om te herlezen. Links en rechts verschillende talen, posters op dun papier of op dik, luciferdoosjes met filmpersonages erop, de stadstaferelen zijn te leen en te koop op postkaarten naar Europa, daarbuiten kosten de zegels extra, en ergens dwalen enkele katten hier tussen de benen, op zoek naar rust, daarna aaitjes, vervolgens stilte, en aandacht, laat me gerust, krab over mijn bol. Ik koop twee posters en vier postkaarten.
Even over de kamer, al dat duur papier veilig opbergen, en dan ben ik de anderen kwijt. Ik bel. Ze zitten aan San Marco, in het paviljoen van Azerbaijan, naar rechts als je rug richting de basiliek wijst. Moeder komt de trap af, ze heeft het gezien, zo en zo, dus ik verwacht jullie ergens op het plein. Ik beklim de trap, enthousiast botsen Vader en de Zoomer tegen mij, kom snel, sneller nog, kijk, naar de leuke dingen en mooi vinden we het ook! Veel kleuren, toegankelijk, borden aan visdraden als een draak en ze tinkelen tegen elkaar, net windklokjes. De kunstenaars spelen met spiegels, prettig en bevreemdend, maar kom eens Emiel, het laatste kunstwerk moet je nog zien, ze zit daar bij de trap! Grote grijze ogen, lang krullend haar, twee kleine hartjes op haar jukbeenderen, één zwart, één wit, lange slanke benen, ze glimlacht en ik ben verloren. Het noorden kwijt. En de andere richtingen ook.
Dus nu wandelen we door de winkelstraten, rijke Aziaten schijven aan bij Prada, felle lichten alom, drukte, en dat gaat gepaard met vuiligheid. Van etalage naar etalage, ik heb hier niets aan. Vader, Moeder, ik ben ermee weg, hiervoor ben ik niet in Venetië, toch? Ik vertrek, bel me, laat me weten waar jullie zitten straks, ik ga terug. Een snel geklop in mijn borst, mooie vrouwen zijn vaak intimiderend. Hallo, ik ben terug, want ik wil weten wie jij bent, ben je toevallig Azeri, of sla ik daarmee de bal volledig mis? En waarom ben je hier? Vind je het erg als ik even met je praat, ik vroeg me gewoon af hoe je heet?
En half uurtje later zit haar shift erop. Haar sleutels rinkelen als de bel bij een boksmatch, mijn tijd is om. Maar voordat ze de deur sluit, vraagt ze mijn nummer. Dankje voor het gesprek, fijn je te ontmoeten, ik stuur je vast nog wel een berichtje! Het Gezin verwacht me nabij, de eerste ronde spritzen passeerde reeds zonder mij, vraagt dat om een inhaalbeweging? Of vragen jullie me wie ik heb leren kennen? Ze is Russisch, studeerde kunst in Bologna, vond de stad prachtig maar het leven er niet altijd even rooskleurig, en werkt nu voor de Biënnale, hier in Venetië. Aia is haar bijnaam, wanneer ze haar piano mist zingt ze, en van dansen houdt ze ook. Dat is wat ik weet.
Dag 7
Frustraties voor sommigen, maar de zon schijnt, zilt in de wind, want de kanalen vol zeewater dragen ons tot bij de Fondazione Prada, waar de rijke familie in samengang met de Biënnale haar eigen paleis op kunstzinnige wijze placht te vullen. Dat jaar over het brein, oude perkamenten, operatiemateriaal van de Inca’s, wat dachten de klassieke Chinezen over onze geest, welke functie schreef Plato toe aan de hersenen? Interessante vragen, intrigerende objecten, zeker voor onze studente humane wetenschappen, best is de zolder, gevuld met schermen in het duister, daar converseren achter glas geconserveerde professoren, filosofen en hersenarcheologen de klok rond, onbewust van elkaars bestaan, toch steeds inspelend op de vorige spreker, zo spint Prada een draad over het brein, goed begin.
Op de terugweg stoppen we langs de Galeria, hopend de expo van Anish Kapoor te besnuffelen, maar we zijn ietwat te laat, de laatste gasten moeten straks vertrekken, en nieuwe mogen al een tijdje niet meer naar binnen. Deert niet, we versnellen onze plannen, terug op de boot, zwembroek op de kamer, en ook die handdoek hebben we nodig, het Lido is niet ver. Ligbedden uitverkocht, volgeboekt, ook hier te laat, dus handdoek op het zand, wij daarop gestrand, net een beetje druk. Zonnecrème ruikt naar zomer, of is het omgekeerd? Het water is warm, als een jacuzzi, en daardoor kleuren algen de zee bordeauxrood. Zwemmen, net een soep, de mensen zijn vleesballetjes, dus terug eruit, waar zitten wij, waar liggen onze spullen?
Ik lees, honderden beschrijvingen van Venetië, de zon brandt, kleurt schouders rood en maakt het zand te warm om zonder bescherming te belopen. Rondom heel Europa uitgestald, talen en dialecten, kleuren en verkopers van goedkope prullen. Water om te drinken, water om in te zwemmen, en daartussen zonnen, nog lezen, rusten, zou ze al een berichtje gestuurd hebben? De eerste zandmensen beginnen te vertrekken, wij volgen hun gestaltes langs de hoofdweg richting het boothuis. We eten aan de Garibaldi, en terug thuis, op de kamer, nog voor de koude douche die het zweet en het zout dient te verdrijven, verbindt het internet mij met haar, het eerste berichtje uit de ether, hopelijk niet het laatste. Zin in morgen.
Dag 8
Lang uitslapen, even in bed blijven soezen, de Biënnale opent pas om elf uur, niet gehaast dus. Lekker zoute tonijnsalade en koude melk als ontbijt op de dijk, eerder kade, langs het water, waar de luxe jachten elke ochtend opgeblonken worden door figuren in wit, zou er ook iemand buiten deze werkers op wonen? We wandelen niet zo ver, door de groene inkom, oude platanen en houten bankjes, honderden mensen aan de ticketverkoop, een internationaal publiek, moeilijk ze niet uit te lachen wanneer wij hen allen voorbijsteken, met ons eerder gekocht digitaal ticket, gescand en naar binnen.
Dit is een kleine wereld, vele landen krijgen de kans hun paviljoen, steeds in eigen stijl, opmerkelijke architectuur alom, te vullen met kunst, moderne ideeën op nieuwe manieren uit te drukken. Een Spanjaard verdraaide zijn gebouw, opdat het wel zou aansluiten bij het naburig gelegen België en Nederland. Daar films over kinderspelen, vragen over kolonialisme, We zien ook lichaamsdelen uitvergroot, oren in plaats van deuren, levensechte beelden van onbestaande wezens, Australië bombardeert de bezoekers met live gitaarspel, overdonderend en met harde zwart-wit beelden. Onverklaarbaar technologisch werk uit het Verre Oosten, pas op voor de meeuw wanneer je honger krijgt.
Heb je vanavond tijd voor een gelato? Misschien, dat moet ik nog zien. Een levensgrote olifant uit kunststof, veel werk uit klei en porselein, grote Afrikaanse figuren, een zigeuner herinterpretatie van de sterrenbeelden met stoffen, parels, naaiwerk en felle kleuren, Roemenië onderzoekt liefde tussen twee mannen, of tussen een zwaar gehandicapte en zijn verzorgster. Veel vervliegt, niet hangen maar verdampt, slecht werk, of al zo vaak gemaakt dat je het kent voordat je het ziet, slechte concepten sterk uitgewerkt, of goede ideeën zwak uitgedrukt. Ja, ik heb tijd, straks rond zeven uur!
Gelukkig zijn we klaar met de kunst, toch voor vandaag. We bezinnen en laten een spritz bezinken aan hetzelfde water als deze ochtend, nu in de avondzon, met in de verte een kloostereiland, daar achter het Lido. Blij dat we hier zijn, dat we zien wat we zagen, of gezien hebben wat er te zien was, maar zwakker toch, dan de vorige keren? Ach ja, het kan niet altijd zo schitterend zijn als toen, hopelijk over twee jaar terug op niveau. Nu snel douchen, sneller omkleden, frisse parfum, propere schoenen, tanden dubbel gepoetst, geboend bijna, en dan snel te voet tot daar. Het paviljoen van Azerbaijan.
Ik sta voor de deur, geleund tegen één van de honderden pilaren die dit plein omkransen, hippe tenue, dat hoop ik toch, boek in de hand, de zon schijnt altijd, wachten tot haar shift erop zit. Een licht frisse jurk, volmondige glimlach, stralend als het weer, hoe gaat het, goed. Zij kent de weg, werkt hier al een poos, daar is mijn favoriete gelateria, uitgebaat door een kennis. Hij maakt alles zelf, met echte room en vers fruit. Niet alleen heerlijk, maar voor een vriendin, en haar gast, gratis! Opnieuw volg ik haar, we babbelen onderweg, complex want we mogen niet morsen, en ook niet te veel toeristen omver lopen.
Nu zitten we op een steiger, hout, aan het Canal Grande, tientallen paleizen rondom ons, marmer vooral wit, maar honderden kleuren tonen hun pracht in de late zon, het gouden uur van de dag. Samen maken we onze ijsjes op, we praten lang en goed, over boeken, het leven, reizen, de mooiste en de verste, langzaam eindigt de dag, ken je dit boek, en dat ook? Nog tot eind november moet ik hier werken, daarna weet ik het nog niet. Frans is moeilijk, misschien kan jij met helpen het te leren? Maar ik betwijfel stil of ik me nog iets herinner van al die lessen van voor de pandemie. Gemiste oproepen, ongelezen berichtjes. Dat is waar, deze avond komt mijn familie toe in Venetië, de kleine nichtjes, steeds zo energiek en vol levenslust, lachend en vertellend over hun avonturen in Kroatië maken ze je dag steeds beter. Ook mijn meter en haar reus, een Khan van de verre steppes, moet ik nodig zien, gemiste verjaardagswensen, toffe mensen, wat hebben ze te vertellen, gehaast naar het tramstation.
Zien we elkaar ooit terug? Gaan we samen eens op reis? Wat een magische avond, wat een fijne conversatie, bedankt en tot zo snel mogelijk! Dit is niet vaarwel. Pak me vast, dan voel ik dat ik leef. Zwaai naar haar, broer waar ben je, de nichtjes vragen elke minuut op de minuut waar je zou kunnen zijn, en of je er bijna bent! Dus ik loop door het donkere Venetië, de straten verlicht door etalages, souvenirverkopers en hun slachtoffers vullen de steegjes. Hinkelend, springend over de bruggen baan ik met tot aan het bootstation. Ik zit erop, ben onderweg, zeg maar tegen hen, nog een half uurtje, misschien sneller. Welke boot dit is weet ik niet, en daarom stopt ze een halte te ver. Dan maar luide muziek en hard lopen. Lange passen, ritmisch ademhalen om niet te snel uitgeput te geraken, staan ze daar, zijn ze dat, ja, hier ben ik. Ik til Mila op en gooi haar in de lucht, meteen pak ik ook Ana stevig vast, en dan val ik bijna om van uitputting.
Vandaag stopt maar niet, want we zitten op San Marco, het duurste glas water van Europa, ook thee en borrelhapjes. Ik vertel over mijn avond op Canal Grande met haar en de zonsondergang, we gaan samen op zoek naar ijsjes, maar bijna alles is gesloten, de enige verkoper entertaint zo’n lange rij dat we met lege handen terugkeren. De prulverkopers hebben propellertjes aan rekkers, trek hard en dan schieten ze de lucht in, om snel draaiend neer te dalen. De nichtjes spelen tot één van de wieken afscheurt in een vreselijk catastrofaal accident, en dan stappen we elks richting onze kamer. Om mijn gsm wacht een liedje dat ze me doorstuurde voor het slapengaan.
Dag 9
De wekker gaat om half zeven, nog een om acht en tegen dan is ze wakker, een berichtje, heb je tijd deze ochtend? Ik doch, was, proper, nette kleren, mijn tas om, boek erin, steeds op zak, die roos neem ik ook mee, tot ziens, adieu, ik ga haar opwachten aan het tramstation. Onderweg passeer ik de boekenwinkel, vertrouwde pleintjes en vaak bewandelde steegjes. Ik begin Venetië te kennen. Dan op de boot, die gaat sneller en kronkelt niet door de straten. Bij de brug sta ik te lezen, tien minuten op voorhand, tot ze me vindt. Goedemorgen! Hier, ik heb een roos voor je. Wat lief, wat schattig, bedankt, maar volg me nu snel, anders missen we de boot.
We dobberen langs dezelfde paleizen als gisteren avond, kijk naar de kleuren, geschilderd door het zeewater, aan onze voeten een brave hond, het is druk en we staan vlak bij elkaar. We komen bij onze halte, slippen tussen de mensen, een half uurtje tijd. Voor haar koffie, ik drink enkel thee, aan het kanaal leren we elkaar beter kennen. Haar moeder studeerde geschiedenis, en psychologie, en ze draagt een kruisje om haar hals, want dan slaapt moeder met een gerust hart. Het is warm, ik ben wat nerveus, mijn hart klopt snel, en dan krijg ik een bloedneus, dat overkomt me nooit. Terwijl ik me opfris in het toilet gaat zij naar haar paviljoen, de lichten aan, deuren open, ik sta op de eerste verdieping, onverwacht een grote groep toeristen, ben nog even bezig.
Dus ik ga het gebouw nog eens rond, bekijk al het werk van dichter bij, veraf, nieuwe perspectieven, en daarna lees ik bijhorende teksten. Die Duitsers zijn eindelijk weg, hun luide en harde klanken storen nu elders, we zijn alleen, we zijn met twee. Complex gesprek, diepe onderwerpen. Over de betekenis van het leven, van jouw leven, wat wil je bereiken, waar gaan we naartoe, over de liefde, in al haar vormen, ook de lelijke. We praten lang, de Rest, de hele familie dwaalt al meer dan een uur door het Arsenaal, nog moderne kunst. Zij moet werken, mijn ticket is enkel vandaag geldig, dus we pakken elkaar nog een goed vast, en dit is niet vaarwel, toch?
Dus ik stap opnieuw op een boot, een halte verder ben ik waar ik zijn moet maar niet zijn wil, de kunst is goed, beter dan Giardini gisteren, maar kan me niet raken. Ik wandel er tussen, sneller dan zou mogen, want ik sta achter en ergens voor mij wacht mijn bloed. Eén na één passeer ik Moeder en Gordan, daarna Sara met de Nichtjes, wat denken jullie, meisjes? Deze film vonden we heel raar, en heb je die glitter gezien, een klein beetje terug, daar waren tapijten aan de muur, helemaal blinkend en vol glitter! Ik begrijp het eigenlijk niet, en dit vind ik echt lelijk!
Halverwege en we zijn uitgedroogd, een limonade voor Mila, perzikensap voor Ana, ik drink eenvoudig plat water, en we zetten onze toer verder. Vader zijn we nog niet tegengekomen. Vandaag, deze namiddag al, moeten we verder, richting thuis, maar eerst stoppen we nog in Verona, en omdat dat doel op ons wacht kan Vader niet, dan gehaast afwerken wat op het programma staat. Hij was nog nooit te laat en dat zal zo blijven. Dus wij, de kinderen, stappen ook goed door, het meeste deert ons niet, maar af en toe pauzeren we, jurkjes hangen aan draden die neerdalen van het plafond, katrollen bediend door een computer doen de kledij dansen, en de nichtjes springen op en neer ertussen.
Dikke kus, knuffels, ik til ze beide nog eens omhoog, en we stappen naar de Vaporetto. Die brengt ons naar het station, waarnaast de wagen al enkele dagen braaf wacht. Verona is niet te ver, maar wel heel oud. Een Romeins amfitheater, kleiner dan het Colosseum, maar steeds erg mooi. Middeleeuwse huizen, het één van Juliet, het ander van Romeo, waar Amerikaanse toeristen toestromen om selfies te trekken. Op het plein verkopen venter hun waren, souvenirs als sleutelhangers, shotglaasjes, postkaartjes. Ik koop er wat, voor Hans Oscar de Noordman, en voor de buren. Zij zorgen al een tijdje voor de katten thuis. Het laatste avondmaal van dorade en chateaubriand, geen dessert. Terug op de kamer een berichtje. Ik mis je.
Dag 10
Terug zeven uur in de wagen vandaag, met wat pech meer. Dus een korte douche, valiezen terug dichtritsen, het ontbijt moet wachten en we verlaten Verona. Sluimeren in de wagen, een pilletje tegen de misselijkheid en wat proberen lezen, twee uur later ontbijten langs de snelweg, dampen van de benzinepomp vermengen met het stof opgeworpen door de auto’s. Slechts negen uur maar nu al braadt de zon, terug gevlucht in de airco en we rijden verder. De navigatie denkt het verkeer en het Zwitserse stratenplan te slim af te zijn, maar doet ons enkel tijd verliezen. Voor de lange tunnel onder de Alpen staan we aan te schuiven, en boven de bergen naast ons vliegt een helikopter heen en weer, boomstam na afgeknakte boomstam opruimend aan staalkabel, en al bij al valt het wachten nog wel mee.
Uit de tunnel, aan het Duitstalig deel van Zwitserland begonnen verlaten we de hoofdweg, over de bergen is het sneller tot Bern. Haarspeldbocht en we stijgen snel, afgronden links, daarna rechts, we slingeren tegen elkaar in ons blikje, met de zon als toeschouwer. Boven op de pas enkele smeltmeren, gevoed door de laatste sneeuw, afdruppelend in lange zilveren draden, watervallen in de vallei. Dit is een groen land, netjes onderhouden door een rijk volk, met oude scherpe pieken die alles overzien, daar wonen de oude goden, dus bliksem spuwen en in woede rotsblokken gooien, op de kleine levens, veldwerkers en ploegarbeiders waartussen wij rijden.
Bern is pittoresk, gelegen in de krul van de Aare, een rivier die later de Rijn wordt. Deze ‘C’-vormige heuvel tussen het water is middeleeuws bebouwd, door neutraliteit goed bewaart, een nog oudere kerk, alles piekfijn in orde, zo proper dat het nieuwbouw lijkt, een pretpark voor de bewoners. Of voor toeristen? Gezellig hotel, ontzettend gastvrij en behulpzaam, fijn zo ontvangen te zijn. We gooien alles op een bed, op de grond, uit het zicht, zwembroek aan, handdoeken in waterdichte tas, en op naar de rivier. Jonge kerels springen van de brug, tuimelend, soms achterwaarts, wij zoeken een rustiger plekje, het begin van onze ‘C’. We gooien de tas voor ons uit, springen erachter, en laten de stroming ons meesleuren. Het water is zalig, niet koud, wel verfrissend, en de Aarde sterk genoeg om ons binnen enkele minuten tot aan de andere kant van Bern te brengen. Daar meren we aan, we wandelen terug, bij aankomst droog door de sterke zon, en opnieuw het water in. In de straten veel ambiance, lekker lokaal eten, lever met rösti. Zo en meer doorgestuurd naar haar, naar Venetië, en omgekeerd krijg ik een foto van haar bloem. Morgen een lange rit, we zijn bijna thuis.