Dag 0
Gisteren beleefde ik de stad in haar koude winterzucht. Enkele goede vrienden had ik niet gezien sinds voor mijn verjaardag, en daarom kwamen ze die avond richting het Leuvense centrum. Seppe, de bijna twee meter reikende reus, ons moeiteloos kleiner makend, zat op de trein vanuit Hoboken. Tijs bewoont de Ringstraat, zou tot hier fietsen, en James wachtte ons geduldig op, zijn kot het best bewaarde geheim aan de overkant van de Bondgenotenlaan. Nicolas bracht zijn verlangen aanwezig te zijn digitaal door, de concrete details zouden we later regelen.
Op kot begonnen we met drie, pizza en frieten gedeeld, evenals de eerste pintjes, en de boeiend vloeiende verhalen voor zulke gelegenheden bewaard. Dat gaat met schaterlach en na negenen doorsnijden we de kou tot halverwege de Keizersberg. Gastvrij bij James, die onze hulp inschakelt voor het ledigen van zijn laatste biervat. Dat gaat via de tap, zijn meest geprezen bezitting, en tussen de elpees en CD’s vindt Seppe nagenoeg al de albums van Nirvana. We proeven de bittere nocino, zelfgemaakte likeur op basis van walnoten, zwart als olie, gelukkig niet te straf.
Op zoek naar een gezellig café mislopen we de pooltafels, daar staan reeds lange wachtrijen, maar wel passeren we Nicolas op de fiets, die zich prompt bij ons pakt aansluit. Hij lost Tijs af, die slapen wil, en met onze nieuwe, recentelijk geblondeerde vriend zoeken we een toffe bar. Nicolas vindt ergens een sjotterkas, waar we ons rinkelend ros geld tellen, en in ruil heel wat plezier delven. Na ons eigenste wereldkampioenschap zetten we de tocht door Leuven verder. Langs verschillende bars, elks met eigen karakter. Waar de rust heerst nemen we tijd om te zeveren, waar een krachtige beat door onze beenderen trilt dansen we even mee, en waar ze lekkere shotjes voor uitstekende prijzen aanbieden bestellen we er enkele te veel.
Zo maakten we van die nacht een geslaagd avontuur, voor ieder wat wils, en zelfs ons slapengaan ergens tussen één en twee uur na middernacht valt niet erg schandaleus uit. Deze ochtend word ik verwacht bij een les online, door de staking geen professor in de aula. Zijn stem mompelt door de koptelefoon terwijl Seppe en ik opruimen. Hij overnachtte hier op een extra matras, onder een kleurrijke verzameling dekens, en zodra mijnheer Coppens zijn relaas afwerkt vertrekken wij richting de Stad.
Daar een heerlijk en gezonde lunch met Tati. Uit het oog, maar steeds in het hart, en we zagen elkaar al weken niet. Verhalen uit Wenen, over gisteren, en natuurlijk ook de plannen voor morgen. We zoeken warme kleding tegen de winter, of een heldere lamp voor in mijn kamer, maar vinden niets. In zulke noodgevallen stelt de boekenwinkel nooit teleur, en ook deze keer vertrek ik verheugd met twee prachtige boeken. Zodra de avond begint te wijken wandelen we richting de kapper, die me heel wat maanden geleden vaardig knipte. Vandaag hetzelfde, hoewel wat korter. Een tram naar Zurenborg en een zwaaiende Tati.
We verliezen de match tegen Spanje, waarvan ik slechts de laatste minuten meekijk. Om zijn frustratie te koelen gaat Gordan naar het frituur, en met Sara babbel ik over Leuven. En over reizen, plannen voor na Kerst, of voor tijdens de zomer. We eten samen met vettige vingers, maar dat mag zo tijdens de voetbal. Terwijl Japan wint tegen Spanje babbelen we nog wat verder. Gaan we naar Costa Rica, of vliegen we liever naar Zuid-Afrika? En ik probeer ook al wat de professor uit te hangen met mijn beperkte, maar groeiende kennis van Japan en haar taal.
Johanne is flink verkouden en ik slaap op de vloer. Maar dat is gelogen, ik lig op een stapel matjes en een kampeermatras. Over mij nog wat dekens en er is ook een slaapzak. We kiezen een uur voor de wekker, regelen na wat paniek en een laat belletje naar Tati twee treintickets, en praten nog wat over onze dag. Net voor middernacht gaan de lichten uit, en hoewel het laat is en we morgen op tijd uit bed moeten, fluisteren we nog even verder. Zin in morgen.
Dag 1
De wekker is rond; ze is ook lamp en radio. Dus zodra haar rode cijfers 7:30 tonen, vult de kamer zich met licht en het eerste nieuws. Ik drapeer er een t-shirt overheen, want mijn prille ochtendogen protesteren tegen dat bombardement, en kruip onder de warme dekens bij Johanne. Vijf minuutjes soezen worden er tien, maar die zijn ingerekend en daarom geen probleem. Ontbijt slaan we over, en voor het pakken van onze zak planken we een liedje lang op de krakende houten vloer. We pakken ons dik in tegen de koude, nemen beide wat leerstof mee voor tijdens de lange rit, en Johanne ook haar laptop. Later deze namiddag moet ze even videobellen voor school.
Met vaart in onze pas en de eerste kreukels in mijn maag haasten we ons naar Antwerpen-Centraal. Een klein ontbijt klinkt nu wel goed, maar daarvoor geen tijd en onderweg proberen we aanvankelijk wat verder uit te slapen. Maar Johanne moet voor straks haar speech nog voorbereiden, en daarom typen we samen zo’n halve pagina over de Belgische politiek. Er volgt een dikke stapel juridische terminologie, te studeren in het Frans en het Engels. Ik ondervraag en zij bromt.
Amsterdam is zowaar nog kouder, en hoewel goed gewaarschuwd weet ik nu al dat ik de hele dag lang mijn muts missen zal. En toch is het ontzettend druk, de toeristen laten zich niet tegenhouden door wat bekrompen kwik. Na de middag hebben we een afspraak in het Van Gogh Museum, voor de expo over Klimt daar. Dat geeft ons nu ruim twee uren van vrijheid. We zien het stadhuis en de oude kerk, waar we snel een benieuwd oog binnen werpen om geniepig en zonder schroom onze kille vingertoppen opwarmen. Op het plein verzamelt zich een massa duiven, waggelend van slachtoffer tot slachtoffer, op zoek naar een toerist met brood, of op z’n minst kruimels.
Onverwacht stuiten we op het begijnhof, verstopt tussen de mooie Amsterdamse woningen. Smalle bakstenen huizen met hoge, rechthoekige ramen, veelal in aardse kleuren geschilderd, maar vaak ook naturel gelaten, met witte accenten en een weerspiegeling in het ijskoude kanaal. In de kleine kapel branden we een kaarsje voor de wereld, en terug buiten lokt een verhuld rumoer ons enkele stegen door. Het kleine, door gelende bomen overdekte plein vult zich met kraampjes. Het is een boekenmarkt. Een handvol knoestige Hollanders poogt hun oud papier te verkopen. We zien heel wat toffe dingen, er liggen ook oude kaarten en prenten, maar uiteindelijk kiezen we onze eerste consumptie anders. Want niet veel verder zetten we ons neer in een gezellig koffiehuisje, waar we met warme choco en thee in de hand door het raam naar de stromende toeristen kijken.
Internationale toestroom voor een koekjesbakkerij, en wij staan in de kou voor de draaideur van het Rijksmuseum. Na wat gehaspel bemachtigen we onze tickets en haken al wat we dragen aan de vestiaire onder de ingang. Onze tijd hier is beperkt, dus nemen we elks een plannetje van het gebouw, waardoor we ons naar de zalen van Vermeer laten leiden. De hallen van het museum zelf zijn ook prachtig, rijk gekleurde neo-romaanse elementen overheersen, maar op eclectische wijze komt vanalles aan bod.
Twee meesterwerken zien we hier; het Melkmeisje en de Nachtwacht. Het eerste blijkt kleiner dan verwacht, en het ander een pak groter. Omdat men het momenteel restaureert staat het in een grote glazen ‘doos’, we kunnen niet van dichtbij gaan bekijken. Een andere kamer pronkt met haar schilderijen, schetsen en schaalmodel van Hollandse schepen op zee. Daarna tevens de oude bib, een hoge zaal waar natuurlijk licht binnen stroomt langs ladder en draaitrappen, beneden blokken enkele studenten en men vraagt de toeristen te zwijgen.
Ons tijdslot voor het Van Gogh Museum nadert, dus zaal na zaal groeit ons tempo. We joggen voorbij Goya en Tadema, kleden ons terug warm, en zoeken de voordeur. We stappen snel en hopen zo de kou te bestrijden, maar alles tevergeefs want de portier laat ons aanschuiven voor de deur. Ditmaal stouwen we alles een locker in, waarvoor we wederom de kelder in moeten, langs een roltrap die we meteen opnieuw bestijgen, op zoek naar Klimt.
De entree wijkt in de vorm van een inham, en ruimte zonder ramen, half in schaduw, gevuld met zelfportretten. Van Gogh doorheen de jaren en de stijlen, soms netter dan anders, maar steeds met dezelfde trieste, donkergroene ogen. Het is tevens middag, dus voor we ons verder onderdompelen, vullen we twee plateau’s met er heerlijk uitziende happen. Buiten werken mannen in fluo en wij eten gezond, lekker, en praten over bizarre kunst.
We spenderen veel tijd bij Klimt, en zijn tentoonstelling in de kelder. De schilderijen hangen in chronologische volgorde, van realistisch en historisch, naar goud en met krullen gevuld, tot sober en helaas onafgewerkt. De kaders vaak handgemaakt en afgestemd op het werk, later ook schetsen en gerelateerde kunst. Figuren die hem inspireerden, oudere meesters als Monet en Jan Toorop, met hun evocatieve impressies en vormen. De zaal is vol en per portret pauzeren we om vol ontzag elk detail te bestuderen, het aanhangende tekstje te lezen en met elkaar te overleggen. De volgende ruimtes, toegewijd aan zijn navolgers, vaak minder bekende namen door Klimt geïnspireerd, doortrekken we sneller en met minder aandacht. Het is namelijk tijd voor Johanne haar les.
Waar we daarnet aten zoeken we stil en afgezonderd een plek voor die les. En het is eigenlijk geen les, maar een presentatie, die ze in het Engels moet brengen, een monoloog over Belgische politiek. Door technische problemen belandt ze wat lager in de wachtrij, het zal dus langer dan een kwartier duren. Omdat ook het Museum volgens de klok leeft, een klok die ons rond vijf uur naar buiten zal sturen, wat nog een dertigtal minuten van ons af is, daarom ga ik toch even alleen de andere verdiepen verkennen. Met twee treden per pas spring ik de trap op, voor zijn beroemdste schilderijen. De Zonnebloemen en Amandelbloesem, zijn slaapkamer en daartussen nog tientallen minder bekende pastellen werken.
Tien minuten voor de sluitingstijd en dat kondigen ze in alle talen aan door de luidsprekers aan het plafond. Johanne is halverwege door haar pleidooi wanneer ik terugkeer met onze winterkleren en rugzak, opgehaald bij de lockers. Ze klapt met diepe zucht haar laptop dicht en ik stuur haar naar de juiste verdiepingen, naar de Van Goghs die ze zeker zien moet. Ondertussen raap ik alles bij elkaar, maar al gauw keert ze terug, afgewezen door de museumbewakers. Geen nood, dat geeft reden tot terugkeren, en met nog dik anderhalf uur voor de boeg stappen we wederom door de ijskoude Amsterdamse straten.
Nog net zonder te bevriezen belanden we voor het huis van Anne Frank, langs de kanaaltjes, maar ondertussen donker. En spijtig genoeg staat het achter stellingen, zoals de Nachtwacht in renovatie. Dus we verkleumen verder onder de fonkelingen van winkelstraten, waar de drukte ons in haar stroom vangt. Johanne koopt haas, kiest een aantal maanden, niet te jong, noch te oud, dat had haar zuster gevraagd, en ik zoek kleine souvenirs voor thuis, en eventueel een kerstcadeau.
Dat geeft ons nog wat tijd, langzaam richting het centrum, en respijt in een of ander café. Daar spelen de laatste minuten van een match, en toch zonder ambiance. Want voltallig en iedereen staat aan de toog, te wachten op een drankje, leeg glas in de hand, en op een enkele langzame barman rust ons ongeduld. Wij gaan niet aan bod komen, zeker niet zo aan het eind van die lange rij, dus we verdwalen per ongeluk nog eens door de rosse buurt, en belanden dan eindelijk in het station.
We geraken niet meteen probleemloos thuis, oh nee, beste jongens en meisjes, slechts één halte verder en deze trein is al kapot. We stappen drie keer over, pogen de redding van een roodneuzige Engelsman, vertrouwd met het glas, maar dan, en het is nog geen tien uur, staan we wederom in Antwerpen. Op kot doen we de was, alles in de juiste tassen, hopelijk niets vergeten, en moeder Liesbeth brengt ons naar Halle.