10 – Laon & Parijs
Dag 1
Laon is een klein gehucht aan de horizon, zo’n honderd meter boven de vlakte van Picardië. Vogels zien het stadje en haar L-vorm, naar de contour van haar dragende heuvel, maar iedereen kan van ver de reusachtige kathedraal zien, een bijna duizend jaar oude tempel die het geheel domineert. Ons appartement ligt er vlakbij, de ramen van de tweede en derde verdiepingen openen zich tot een middeleeuwse binnenkoer met spits torentje en gotisch gesneden steenwerk, en over het dak aan de overzijde verschijnt de ruwe grijze kathedraal.
We installeren de bedbank en gaan op verkenning, de straten allen nauw en oud. Het gebouw is eigenaardig, het heeft meer torens dan gebruikelijk, en zelfs dan blijkt dat het er oorspronkelijk meer moesten worden. We staan voor de ingang aan de westgevel, en twee identieke torens rijzen de hemel toe, op de achtergrond nog eens zoveel, want beide façades van het transept kregen er eveneens. Zo imponeert het geheel op katholieke wijze, maar in de details lijken we heidense elementen te herkennen. Twee dierenkoppen flankeren de centrale poort, een nijlpaard, in de hals gestoken door een dolk, en een neushoorn, gebonden met een dik, stenen koord. De torens werken zich op in zuilengalerijen en raampartijen, complexe vormen, hoger en lager naast elkaar, zonder loodwerk, zodat het blauw van de hemel zich overal door de structuren dringt en hen opblaast met natuurlijk licht. Vanaf de bovenste verdiepen kijken zestien gehoornde ossen op eens neer, daarboven levensgroot, maar voor ons vanop het plein net iets kleiner. Deze beelden eren de dieren die eeuwen geleden de steen versleepten om de kathedraal op te bouwen.
Binnen is alles sober wit, maar evenwel de architectuur imposant. De zuilenrijen langs beide flanken werden verdeeld in vier verdiepingen, hun lijnen trekken het oog hemelwaarts. Onderweg zien we de onvertrouwde decoratie van de zuilen, want elk van hen wordt omringd door minstens vier, maar vaak meer, kleinere zuiltjes, zodat het geheel veel weg heeft van een orgel en haar pijpen. Boven het centrum van de kerk staat de vieringtoren, hoger dan de gewelven, zodat de zon vrijelijk de enorme ruimte kan binnenvloeien. Acht armen dragen hier het piramidevormige dak, vier voor de diagonalen, en nog eens vier daartussen, wat ons doet denken aan een enorme octopus.
We wandelen verder door Laon, de straten eerder verlaten, gordijnen gesloten langs de meeste ramen, afbladderende verf en roest waar ooit ijzer glansde. Hier verstopt zich geen rijkdom, althans geen financiële. Op het knikken van de L vinden we een tweede kerk, kleiner dan de vorige maar ook mooi. Vader en Lool houden het zo voor bekeken, en keren terug naar het centrum; ik wandel verder, op zoek naar een uitgebrande abdij die hier volgens het internet ergens staat.
Ik ken de weg niet, dus ben soms verplicht ommekeer te maken, maar uiteindelijk kom ik langs een reeks middeleeuwse muren, een vijftal meter hoog en ritmisch gesterkt door steunberen. Uiteindelijk vind ik een plaats waar de hoogte meevalt, en voorzichtig klim ik erover. Niet veel verder vind ik wat ik zocht; de lege ramen, waardoor groene armen zich spreiden en de verbrokkelende gevel bedekken. Voorzichtig verken ik het domein, herken de oude glorie in de friezen rond de ramen, beeld me in hoe hier ooit gesluierde monniken leefden, en probeer dat alles te vatten door de lens van mijn camera.
Op de weg terug zie ik nogmaals de enorme kathedraal van Laon in de verte, een warm goud geschilderd door de laaghangende zon, en ik kan het niet laten haar nog een keer te betreden, om de grote rust van haar binnenste beter in te prenten. Thuis maakt vader carbonara, en met Lool ga ik op zoek naar een biertje. Alles smaakt heerlijk, en door het venster aan de eettafel zien we de nuchtere blikken van de ossen. We sluiten de avond af door te profiteren van de enorme flatscreen-televisie en kijken een comedy-show. De wekker staat klaar voor acht uur.
Dag 2
Twee uur onderweg, en al bij al valt het verkeer goed mee. We zoeken onze weg met de gsm, want het oude wagentje van vader mist een GPS. Op hotel zijn ze blij ons te zien, maar de kamer wordt nog gekuist, zodat we onze bagage afgeven en alvast de stad induiken.
We dalen richting het hart van Parijs, de voet van Montmartre achter ons, en we passeren eethuis na bakkerij en traiteur, waarvan we de gezelligste uitkiezen om drie quiches te kopen, een lunch voor als straks de tijd dringt. Het eerste ‘t beste koffiehuis springen we binnen, een plaats om goed en wel wakker te worden, met een deftig ontbijt en hete koffie. Verder ook uit fruitkraam, uitbundig geëtaleerd, zodat de verzameling vruchten een spel van vorm en kleur wordt. Ergens opent de stad haar sluisjes, en water stroomt langs de straatkanten, bladeren en andere vuiligheid meeslepend; opruimend.
Onze eerste halte ligt vlakbij. Onder toezicht van Napoleon III bouwde Parijs 150 jaar geleden het Palais Garnier, een operagebouw dat qua omvang haar eigen wijk vormt en waarbinnen de gemeenschap dansers en artiesten leven als in een dorp verheven boven de rest van de stad. De zaal zelf is op dit uur helaas gesloten, we horen het galmen van neerkomende voeten op de houten theatervloer en accepteren de generale repetitie als verklaring. De inkomsthal en foyer daarentegen imponeren en stellen niet teleur. Het verbaast niemand dat dit project indertijd vijf keer zoveel kostte als de Eiffeltoren, want waar ons oog dwaalt zien we slechts goud en marmer. De invulling van het Operagebouw is extravagant tot in het extreme, bij alles een schepje erbovenop, de kostbaarste gesteenten, complex gesneden, behangen met kostbare stoffen en door zware lusters van kristal met licht gevuld. Het Franse volk vier hier bij elke vierkante centimeter haar glorie.
Buiten zit de temperatuur goed, hoewel de zon zich verschanst en het met momenten druppelt. Voor de zuilen van Sainte-Madeleine genieten we van onze quiche, compact maar vullend, verfijnd als patisserie en ook bij de duiven populair. Deze kerk stamt uit dezelfde periode als het Palais Garnier en toont zich langs de buitenkant als een reusachtige Grieks-Romeinse tempel. Het contrast met de binnenkant kan nauwelijks groter, waar we opnieuw goud en marmer zien, alles belicht door drie dakramen in de drie koepels die het plafond vormen. Vanavond speelt men hier de vier jaargetijden van Vivaldi, maar daar zullen we niet bij zijn.
Door de brede boulevards van Parijs, de gevels perfecte kopieën van elkaar en alles geboren uit het brein van Haussmann. De ronde daken het grijs van zink, onder de hoge, brede schouwen, gedragen door klassieke gevels van beige natuursteen. Zo op weg naar het Louvre, eveneens gesterkt door de perfecte samenhang van haar vele en lange gevels. De tuin voor het museum is een fris groen, waar jonge bloemen zich overal tussen werpen met hun levendige kleuren.
Paasmaandag houdt niemand tegen en het hoogseizoen overheerst hier het sterkst. De drukte kan over de koppen lopen, maar we scharen ons achter aan de kortste rij, die voor de online gereserveerde tickets van veertien uur. Zo besparen we ons een oefening van geduld en we hebben de vrijheid onze eigen kunst te kiezen. Overtuigd de kop en de massa eerst af te bijten volgen we de pijlen richting de Mona Lisa. Door volle galerijen en verschillende trappen op belanden we in een mensenstroom. Onderweg daarheen zien we de prachtige Nikè van Samothrake, een gevleugelde godin die haar hoofd en armen mist, en desondanks doorheen de millennia bezweert vanop haar stenen schip. De weg terug ziet Napoleon levensgroot in Rusland en Egypte op doek, de eveneens armloze Venus van Milo, borst ontbloot en omsingeld door toeristen. Ook emotionerend is het meesterwerk van Canova, Psyche tot leven gebracht door de kus van Cupido, door hem tot leven gebracht uit sneeuwwitte marmer, twee figuren uit de klassieke mythologie in het diepst van emotie.
Het Louvre kent geen grenzen, we blijven verdwalen. Uiteindelijk halten zelden onze wandelpas, slechts echte topstukken brengen ons nog zover. We pauzeren bij enkele objecten ouder dan onze beschaving. Eerst verwonderen we ons over een zorgvuldig bewaarde mummie, ingepakt door vaardige handen in honderden perfecte laagjes linnen, daarna vol Egyptische symbolen geschilderd en vandaag bewaard achter glas in Parijs. Een aangrenzende zaal toont restanten van een Perzisch paleis, het paleis waar meer dan tweeduizend jaar geleden keizer Darius woonde, heerser van Griekenland tot India, eveneens Farao over Egypte, en fragmenten van die rijkdom mogen wij aanschouwen. Het opvallendst is een enkel kapiteel, ooit tussen honderden anderen in een zuilengalerij die deel van het paleis droeg. Het kapiteel is vijf meter hoog, vervaardigt uit een blauwgrijs gesteente en werkt zich boven enkele abstracte vormen en krullen op tot twee immense stierenkoppen. Hun strenge ogen kijken op ons neer, en ze dragen balken dikker dan de meeste bomen op hun schouders, het hout omkranst door hun oren en nog steeds scherpe horens.
Ik kan het niet laten nog even te blijven gaan, terwijl Vader en Lool een tafel opzoeken en de daarbij horende verfrissing. Want ik wil kijken naar de ogen van eeuwenoude grafportretten, gevonden in de Fayoum, een Egyptische oase, waar men enkele eeuwen voor Christus besloot de doden te herdenken en bewaren aan de hand van levensechte schilderijen. Ze kijken doorheen de menselijke geschiedenis naar mij, en zien hoe ik de trap met twee treden tegelijk oploop, om Vader en Lool niet te lang te laten wachten. In de Salle Apollon, rijkelijk bekleed zoals de paleiszalen van Parijs dat horen te zijn, liggen de kroonjuwelen van de laatste Franse monarchen. Het schittert van de diamanten en de smaragden, sommigen zo groot als kattenogen en hun gloed verdwijnt in het niets in vergelijking met de magische maanglans van de enorme zuidzeeparels die in bosjes aan de diademen hangen.
Lool speelt voor wegwijzer wanneer ik haar bel en zodra ik me bij hen voeg, verschijnt een derde cocktail op tafel, zo hebben we alle drie ons drankje. We kaarten na, doen suggesties voor vanavond en volgen de klok. De metro draagt ons diep ondergrond richting Montmartre, waar we even pauzeren in onze chique art-deco kamer.
Halverwege de berg op belanden we in de gezellige straatjes van deze wereld- beroemde wijk, elk pand een bar, bistro of restaurant, dus de keus valt niet gemakkelijk. We beginnen met een tweede ronde in een bruisende art nouveau bar, drie prachtige glazen op tafel. Door het grote raam of de vele spiegels aan de wand kijken we naar buiten, waar het weer almaar slechter wordt. Daarna duiken we een klein restaurantje binnen, waar de gastheer ons ontzettend hartelijk ontvangt, vol enthousiasme en vermoedelijk niet langer volledig nuchter. We eten heerlijk, eenvoudig maar alles naar behoren, aan de wand een stille film van Charlie Chaplin en wanneer na afloop alle digestief-flessen helaas net soldaat blijken, sterkt dat enkel ons vermoeden.
Dag 3
Vandaag niet veel plannen, dus we slapen uit en ontbijten rond half tien. De art deco eetzaal van het hotel biedt ons twee buffetten, het één eerder zoet, het ander zout, waar we langsgaan en onze borden vullen. Daarbij krijgen we fruitige thee, en Vader een cappuccino. De klassieke combinatie van spek met eieren maakt ons klaar voor onze tweede dag in Parijs, en de afluister van een paar chocoladebroodjes schenkt ons de zoetheid van een goed begonnen dag.
We kruipen ondergronds, in een netwerk van tunnels en gangen, waar om de zoveel tellen een slang op rubberen banden voorbij raast en na de juiste lijn te vinden, voegen we ons in dat systeem. Het gaat erg vlot, moeten niet wachten bij onze enige overstap en zijn onder de indruk wanneer we arriveren op onze bestemming. Daar groet de zon ons vanachter de wolken; een zacht licht waait tussen het groen van Vincennes.
Doorheen de eeuwen heen werd hier in naam van de troonbewoner te Parijs een complex opgetrokken. Een ophaalbrug laat ons over de brede en diepe sloot, vierkantig naar de contouren van een stel rijzige muren, toren op de hoeken maar ook daartussen. De binnenplaats bevat enkele magazijnen en stallen, die in het niet verdwijnen bij de twee kroonjuwelen van dit Chateau. Links het verfijnde Sainte-Chapelle, toonaangevend in de hoge gotiek van Frankrijk met haar spitse torentjes en verfijnde krullen, stekelige vormen en ragfijne structuren. Rechts beklimmen we de donjon, achter een eigen muur en nog diepere gracht dan die buiten. Deze toren metershoog boven het landschap, elke hoek een defensieve ronding waardoor de boodschap duidelijk blijft. Hier geraakt ongenodigd niemand binnen.
En na de veilig verschanste geboortes van enkele Franse koningen, historische evenementen als het huwelijk van Filips de Stoute bleek ook het omgekeerde waar. Want in latere eeuwen werd het gebouw een kerker, en binnen staan de muren gekrast vol namen van nu vergeten gevangenen. We ervaren een gevoel van grootsheid, een ambitie die generaties overstijgt, een uiting van macht en volharding, grenzend aan een overtuiging van eigen superioriteit en dat alles binnen deze muren fundamenteel bewezen.
Terug over de ophaalbrug vinden we lederen banken die diep veren zodat we er bijna in wegzakken. Borden rukken aan, met soep, salade en brood. Door de grote ruit zien we de grijze stenen van Chateau Vincennes en we spoelen onze lunch door met gloeiende thee. Vader drinkt een deca.
Achter het kasteel ligt een uitgestrekt bos, of eerder een in vele categorieën verdeeld natuurgebied. In contrast met daarnet wandelen we nu de botanische tuin van Parijs binnen, waar de bloemen rijkelijk het landschap vullen. Nagenoeg verlaten, onder silveren beukenstammen waar witte narcissen het tapijt vormen, en daarna tussen felroze bloesems van oude, knoestige fruitbomen. Op de waterpartij drijven schattige ganzenhuizen, wiens bevolking dan ook nieuwsgierig rond waggelt. Soms kwetteren ze naar elkaar, soms naar ons. Er staan ook vele paviljoenen, waarvan we er enkele betreden, en op goed geluk vinden we een wonderlijke collectie bonsai, waar zo blijkt ook op dit moment aan gewerkt wordt. Achter een papieren scherm zit een Japanse dame met een stapel gespecialiseerd materiaal een volgend exemplaar te vervaardigen. Daar voor de deur treffen we twee pauwen, die na even nadenken besluiten te pronken met al hun buitengewone pracht, hun staarten opwerpen, waar briljante ogen fonkelen, met hun eigen blauwe koppen als middelpunt. De ene besluit een duif te versieren, en draait langzaam rond zijn slachtoffer, almaar trillend alsof hij een telefoon is en continu gebeld wordt. Een tweede komedie versterkt dat eerste duo, want een andere duif merkt de populariteit van haar soortgenoot, en landt zich voor de ogen van de andere pauw. Deze pikt dat soort brutaliteit echter niet en schalt luid, daarbij uithalend met zijn scherpe snavel. Na de agressieve toet van de pauw maakt de duif zich razendsnel uit de voeten.
Wederom in het centrum, even tevreden over de metro, op het eiland van de Notre Dame. Daar staat ook een Sainte-Chapelle, het gebouw waar ooit de monarchen te bidden kwamen, geknield voor hun echte versie van de doornenkroon. De rij is echter lang en beweegt niet, dus we gaan eraan voorbij, kiezen in de plaats daarvan een tafel op Place Dauphine, twee straten verder de hoek om. Vast en zeker de duurste vierkante meters van de stad achter de gevels rond deze driehoek, waar jonge kastanjebomen met hun handvormige bladeren het zonlicht versnipperen. We drinken warme chocomelk omdat het paasvakantie is.
Met de metro nog een eind verder, ditmaal richting Hotel des Invalides. Vorige maand geen tijd om het gebouw langs de binnenkant te bezoeken, daarom staan we hier vandaag wederom. We hoeven echter niet elke kamer of zelfs elke vleugel van dit gigantische gebouw gezien te hebben, we zoeken voornamelijk Napoleons tombe. Na wat verdwalen belanden we daar.
De enorme koepel is met goud bekleed en vanuit heel Parijs zichtbaar. De eveneens gouden naald erbovenop verzekert dat. Binnen, echter, komen we in een andere wereld terecht, de atmosfeer wisselt en zelfs met je ogen dicht kan je dat voelen. Alles is hier groter en grootser, maar de tombe benodigt niet de extravagante overdaad van de Opera Garnier die we gisteren bezochten om de importantie van deze ruimte over te brengen. De vloer is een enorme cirkelvormige depressie, waar een van de grootste stukken gesteente dat ik ooit zag alle blikken naar zich toe zuigt. De kleur en vorm ervan vallen moeilijk te beschrijven, het glanst als een buitenaards materiaal, volgt afwisselend strakke lijnen en dan weer golven uit futuristische verhalen en wordt beschermd door een schare eveneens imposante en op ons neerkijkende beelden. Want zodra we afdalen naar de galerij rond deze sarcofaag vallen we onder de argwanende blikken van deze handvol metershoge dames, spierwit marmer en gewapend. De wanden tonen taferelen van Napoleon, gebeeld als Romeins god, nu weer universele educatie uitdelend, dan weer de civiele code schrijvend. Terug buiten keren we weder tot de dimensie van ordinaire levens, waar het begint te druppelen en de wagens irriterend luidruchtig zijn.
Terughoudend reeds een lijn onder vandaag te trekken, stappen we af in Anvers, de halte van Montmartre, waar het trapvormige plein van Louise Michel de Sacre Coeur nadert. Langzaam klimmen we op, tussen alle nationaliteiten, elk exemplaar trekt dezelfde foto’s, eerst een verticale van de prachtige gevel, monochroom grenzend aan wit als de Griekse beelden in het Louvre, en daarna een horizontale van het uitzicht. We hervinden onze zuurstof op het wereldberoemde Place du Tertre, zitten op dezelfde stoelen als tien jaar eerder en kijken naar de mensen. Geregeld komt er een tekenaar of schilder voorbij, die ons portretten of karikaturen aanbiedt, wat we beleefd weigeren en in de plaats daarvan bestellen we een frisse pint. Wanneer het begint te regenen druipen we af, een korte omweg volgend, zodat we toch iets meer van deze romantische wijk gezien hebben.
Gelukkig is onze kamer niet veraf, we verfrissen er ons, wisselen van schoeisel en kiezen een tafeltje in het restaurant van het hotel. Heel wat na te bespreken met een originele cocktail in de hand, en de authentieke Franse keuken laat delicatesse na delicatesse opdienen. Oesters, waar Vader nooit leerde nee tegen te zeggen, met witte wijn zoals zeevruchten dat betaamt. Daarna naar eigen zeggen de lekkerste steak tartare die hij ooit at, en met Dolores deel ik een pastei uit de vallei van de Loire. Het dunne deeg eerst gevuld met kool, vijgen en kalfszwezeriken, enkel om nu door ons verslonden te worden. Daarna blijkbaar nog plaats voor een crêpe en een heerlijk luchtig île flottante. De lift naar het negende, het dakterras, om tussen de druppels toch even een blik te werpen op Parijs, eerst de Sacre Coeur en daarna de Eiffeltoren tussen de lichtjes van de nacht. Op de kamer kijken we een humoristische navertelling van Napoleons prestaties, waarna we voldaan onze proper opgemaakte bedden in duikelen.
Dag vier
De nacht was warm, vader terug zieker, daardoor en dankzij het rumoer van de gang zijn we samen minder uitgerust dan gisteren. De ochtendrituelen verlopen gestager, we bekijken hoe we de dag overleven zullen, ondertussen vuile was opbergend, we maken ons klaar om te vertrekken. Het echte inpakken wacht tot na het ontbijt, fruitsap, spek met eieren en daarna thee voor mij, terwijl Vader het klein houdt, om zijn prikkelbare maag niet op te hitsen. We controleren dubbel en vergeten niets onder de bedden. De parking is vlakbij, dus na het uitchecken leggen we alvast onze bagage in de wagen.
Vorige week opende de expositie Basquiat X Warhol in de Fondation Louis Vuitton, boven het Bois de Boulogne, daar brengt de metro ons heen, een hypermodern gebouw halverwege naar La Defense. Het museum valt moeilijk in woorden te vatten, de chaotische structuur van de geblokte kern gaat bijna volledig schuil onder enorme glazen zijlen. Of trek de vergelijking met een ruimteschip, dan zijn het eerder hoogtechnologische schilden ter bescherming tegen interstellaire wapens. Massieve stalen armen, verbonden in wiskundige vormen door brede houten balken, dragen deze architecturale hersenspinsels, tevens te linken aan het Opera House in Sydney of het Guggenheim in Bilbao.
De kunst heeft een volledig eigen karakter, de unieke handschriften van de artiesten leiden tot een interessante collaboratie. Het kindse van Basquiat, vol Afrikaanse invloeden, vaak met woorden ook beschrijvend wat hij nu eigenlijk tekende, geeft de indruk met tegenzin geschapen te zijn. Dat sluit mooi aan bij de felle kleuren van Warhol, die graag patronen schept met alom bekende logo’s en symbolen, waardoor we zaal na zaal een sterke samenhang ervaren. Vanop het dak krijgen we eveneens een mooi zicht over de stad, tegen de weerberichten in schijnt de zon tussen witte wolkjes aan de hemel, ze beweegt zich van de Eiffeltoren richting de glazen paleizen van La Défense. Het verbaast niet dat de drankjes in de cafetaria hier stukken van mensen kosten, maar dat is het waard, want van de frisse cola lijkt vader toch een beetje op te kikkeren.
De lunch nuttigen we verderop, wanneer we terugkeren naar de metro. Het is een klassieke Franse bistro, waar het tempo hoog ligt, zodat we snel een tafel krijgen en heel de middag lang continu klanten aan- en afgevoerd worden. Ondanks de drukte en de verhitte gemoederen van de garçons moeten we niet lang wachten, twee borden pasta komen meteen, en op de hielen ook een portie eend. Vader houdt het voor bekeken na een halve maaltijd, en verkiest in de plaats nog een groot glas cola, waarvan de ijsblokken bij Lool belanden.
We besluiten de trip ietwat vervroegd af te ronden, niet alleen door de maagklachten, ook het zonnige weer willen we benutten, want later voorspelt men regen, en dat in combinatie met de schemering van de ondergaande zon ziet Vader niet zitten. In de wagen eerst Pink Floyd, en daarna lees ik gretig verder in mijn Dostojevski.