I will tell you two short anecdotes from a recent trip to Andalucia. It is, more or less, the most southerly part of Europe, at least of the mainland, and so, I expected to find good weather and bright flowers. Of course I did, but it’s the unexpected, or unforeseen, differences that stick most strongly in one’s mind, and the passing of an ordinary Spanish day was such an unexpected experience for me.
Going out in Granada, which is, moreover, not a place, not merely a location, but an adventure, a real happening, we found ourselves lost in its ancient streets between white painted homes and the moon overlooking the Alhambra. Her silvery light, joined by that of softly yellow street lanterns, revealed our path, and the paths of the many Spaniards around us.
Most places open at eight, usually the hour when I finish my dessert, but not in Spain. After sitting down, before ordering even the first glasses of wine, a plate unfailingly appears on our table. On the house, a delicious bite to satisfy us while we wait for some tapas. And we never have to wait long, as the string of delicious dishes grows longer, and new glasses get filled before our noses. Not yet midnight, and we have dined at six places, each time in a loud bustle of happy people, who tell their stories with passion. Even though I am unable to understand their words, I catch the meaning through the ring of glasses that leave drops of wine on the table after a toast, and through the quickly emptying plates of jamón ibérico and salted fish. Their meaning? Spanish life is good.
Two days later, in the Jewish quarter of Cordoba, we approach our restaurant, when confronted by a band of darkly hooded figures in the night. Flowerpots adorn the facades, from where the first colours of spring remain visible underneath the lonely lantern. In that same light, we see the black hoods turn around, to reveal the wide smiles of about ten elderly men, the front of their capes covered in bright patches, showing where they’ve travelled, long strings of colourful cloth indicating prizes and pins with flags and heraldic shields.
After a picture we diverge, and continue through the night of Cordoba. But standing in the door of our restaurant, we look to the end of the street, and there we see the same, slow moving band of cheerful souls. By happy coincidence, they enter the same restaurant, and glad to see us again, they dress us in their impressive costumes. We pick the table closest to their amusement, and as the tasty tapas start to arrive, the ten of them start their first song. The owner pushes large glasses of beer into all of their hands, which does not stop the guitars and twelve stringed bandurrias. We do not understand the lyrics of their traditional ballads, but nonetheless catch the meaning. Spanish life is really good.
Dag 1
Haar wekker rinkelt en galmt als een militair alarm door onze slaperige schedels. Nog niet zeven uur ‘s morgens, maar we moeten eruit. Geblokkeerd in onze plannen echter, want ondanks ons vroege waken, en het voor de verandering feilloos verloop van de treinreis, vertrekt onze vlucht drie kwartier te laat. En zo missen we onze wagen naar Granada, de chauffeur vertrekt zonder ons omdat we een kwartier te laat in het station van Malaga arriveren. Dus twee jonge mensen lopen er met een knorrig humeur eens rond de kathedraal, en spoeden zich dan naar de dure hogesnelheidstrein, omdat die de laatste is van de dag, en de bussen nog prijziger blijken, zo kort op de bal.
Aangekomen beklimmen we de heuvel van Albaicin, de historische, Moorse wijk van de stad, tegenover de heuvel van het Alhambra, met ertussen het piepkleine stromen van de Durro. We kruipen voor een uur in bed, maar het lukt ons niet om te slapen. Dus gaan we digitaal op zoek naar betere gemoederen en markeren een zevental tapasbars op onze kaart. We kleden ons warm want Granada ligt aan de voet van de frisse Sierra Nevada.
Ik maak een krul, via Mirador San Nicolas, het hoogste punt van Albaicin, en daarmee de beste plek om het enorme Alhambra te aanschouwen. Verlicht na zonsondergang zien we een lange strook Arabische kasteeltorens, verbonden door het oker van een gekanteelde omwalling. We zien ook het grootse renaissance paleis van Karel V, met haar ronde bogen en repetitieve façade. Het geheel ligt als een slapende draak op haar heuvel, deze natuurlijke vorm volgend en dus niet wiskundig gemodelleerd.
Vandaar dalen we af richting de Durro, naar het eerste restaurant van de avond. Over de span van drie uur bezoeken we er vijf, voor telkens twee glazen en een gedeeld bord ertussen. We zien tientallen gedroogde hammen aan houten balken van het plafond. Flessen wijn gestapeld als honingraten in een bijenkorf, en genieten dan met ontzettend genoegen van de suggesties en willekeurig gekozen glazen. We passeren in een kleine juwelierszaak waar we allebei onder de indruk geraken en besluiten morgen terug te keren. In de laatste wijnbar raken we aan de praat met een Japanse man die alleen door Europa reist, natuurlijk erg verbaasd hier Japans te kunnen spreken.
Om de dag af te sluiten bezoeken we Hammam Al Andalus, een prachtig en luxueus etablissement aan de voet van het Alhambra, naast de Durro. Tussen het gefluister van zijdewit geklede meisjes verdwijnen we in oude, Arabische baden. Geometrische tegeltjes bekleden de muren, Moorse zuilengalerijen duiken in de baden, het zachte druppelen van mineraalwateren en eindeloos veel geurkaarsen in koperen lantaarns omringen ons. We bewegen tussen een warm en twee hete baden, daarna ook het Turkse bad; een stoomkamer waar de damp je het zicht ontneemt, rusten op verwarmde steentabletten, en krijgen ons bloed terug stromend in een ijskoud, kleiner bad. Indi drijft bijna slapend in het water, en na afloop voelt het alsof mijn spieren werden losgekookt van mijn skelet. mijn lichaam gloeit na van heerlijke ontspanning, en het voelt raar om terug op eigen krachten te moeten staan. Net niet duizelig wandelen we aan een slakkengang naar ons hotel op de heuvel van Albaicin.
Dag 2
Echte regen, geen terloops gedruppel. We horen het weer door ons raampje en staan laat op. Twee straten de heuvel af ontbijten we klein, in een gezellig café waar de ontspannen bazin rustige jazz speelt en onze thee brengt.
We dalen af naar het katholieke centrum van de stad, aan het begin van een grote, vruchtbare vlakte, omringd door de Sierra Nevada. De witte huizen van Albaicin, met hun Moorse tegeltjes en groen aan de muur, maken plaats voor statelijke herenhuizen langs brede lanen. Daartussen vinden we de overdekte Mercado de San Agustin, waar Spaanse dames vis fileren en tussen de diverse collectie schaaldieren schikken. Ham een worst aan het plafond bij een vijftal beenhouwers, en zelfs de eerste wijnbar treffen we reeds geopend.
Vlak ernaast vinden we de enorme Kathedraal van Granada, met haar unieke renaissance gevel, waar drie grote bogen een collectie ronde ramen en sober symmetrische decoratie kaderen. Men schilderde de binnenkant volledig wit, de verzameling massieve zuilen incluis, en we verbazen ons over hoe de Spanjaarden deze gigantische ruimte ooit konden bouwen. Enkel de koepel boven het altaar vertoont kleuren. Honderden gouden sterren op een diepblauwe achtergrond kijken neer op een glanzend gouden altaarstuk.
Een verstopte bar ergens tussen toeristische vitrines. Voor twaalf euro per persoon krijgen we drie gangen, plus dessert, plus wijn. We besluiten vaak terug te keren naar Spanje, maar eerst het Alhambra te bezoeken. Een miniatuurbus brengt ons naar de ingang, waar we gelukkig geen drukte treffen.
We beginnen met het Generalife, het zomerpaleis van de sultan, aan het eind van een langwerpige paradijstuin, op een steenworp van het Alhambra zelf. Rijen keurig gesnoeide taxussen en cipressen, en ondanks het seizoen ontploffen de eerste perken al in rijke bloemenpracht. Een lager terras van de tuin verzamelt alle groenten, en zelfs een honderdtal wijnstokken. Daarachter volgen de torens van het Alhambra, met de besneeuwde piek van Almanzor verborgen achter de wolken.
Het complex bestaat uit drie hoofdattracties, met als eerste het Paleis van Karel V. Een perfect vierkant gebouw, met uitsluitend rechte lijnen en een eenvoudig patroon van rechthoekige ramen in de sobere, okerkleurige stenen, maar het paleis heeft een groot binnenplein, een volmaakte cirkel, twee verdiepingen van zuilen boven elkaar, en tevens volledig leeg. Het bovenste niveau hangt vol koninklijke schilderijen, in contrast met de historische objecten uit de Islamitische periode op het gelijkvloers. We wandelen ook snel door deel twee, het Alcazaba, of fort, in het puntje van het Alhambra dat uitkijkt over de stad onder ons, We beklimmen een van de torens voor een mooi zicht, maar de wind probeert onze paraplu te stelen, zo niet zelfs te verscheuren, dus wij spenderen weinig tijd tussen de verbrokkelde barakken en haasten ons naar de Paleizen van de Nasriden.
Zonder meer de reden dat Chinezen en Amerikanen hier in bosjes van onder de putdeksels kruipen, maar de regen verjaagt hen, doet hen smelten als suiker en we moeten slechts met weinigen rekening houden. Wat ik zie doet me denken aan Marokko, het contrast tussen de gekleurde, geometrische tegeltjes met hun stervormen, en de bijna psychedelische patronen van het witte gips, eeuwig vertakkend in nieuwe krullen, ergens halverwege tussen natuurimitataties en kalligrafie. Deze prachtige gevels omringen binnen tuinen vol water en keurig gesnoeid groen, met als kroonstuk de patio van de leeuwen, waar twaalf kleine beeldjes fris water spuwen tussen de elegante, dunne zuilen van de Moorse prins. De vele bogen dragen houten plafonds, even rijkelijk versierd, en het is onmogelijk deze schoonheid in woorden te vatten.
Indi zingt en danst in de regen, de tuinen van het Alhambra. Ze springt met haar zwarte laarsjes in de plassen, met haar lange groene jas en kleine paraplu.
We rusten even in het hostel, met de rolluiken dicht en stilte rondom ons. Zodra de honger begint te groeien keren we terug naar de beste barretjes van gisteren, of de restaurantjes waar we toen geen plaats vonden. Ze krijgt ook een elegant paar gouden oorbellen, waardoor ze alleen maar mooier wordt, en heel de avond pronkt ze met liefde in haar ogen.
Dag 3
Ach ja, nog altijd regent het. We maken geen haast en struinen op ons dooie gemak door de Sacromonte wijk, langzaam afdalend naar de Durro, waar we een oog werpen op de talrijke winkeltjes en uiteindelijk zelfs een mager ontbijt nuttigen. We verzamelen enkele souvenirs en drinken ook een kop thee met Marokkaans gebak. Zo zoet dat we voor onze tanden vrezen. Ook het gratis museum van Granada, met een magere collectie oude stenen, maar voornamelijk aangenaam omdat we er kunnen vluchten voor de regen.
We bezoeken de koninklijke kapel met het graf van de Katholieke Monarchen, Isabella en Ferdinand, veroveraars van Granada en patronen van Columbus. Hun collectie schilderijen bestaat grotendeels uit Vlaams werk, maar Indi, als Italiaanse, is veel meer gewend en begrijpt niet waarom dat me zo opwindt. Het klaart ietwat op en we kuieren van kerk naar klooster en nog eens de heuvel op tussen de pittoreske, witte huisjes, met oog op het uur zodat we onze bus naar Córdoba niet missen.
De zon staat laag over deze nieuwe stad, het is namelijk zeven uur, en we wandelen naar ons hotel in het centrum. We vragen raad aan de uitbater, maar het avondleven blijkt hier een schaarsere ervaring dan in Granada, dus na een beknopte verkenning van de historische wijk vinden we het niet eenvoudig een maaltijd te vinden. Misrekend met onze keuze, want we wachten bijna een uur op twee doorsnee hamburgers, maar we knopen een boeiend gesprek aan met een bekaard Brits koppel aan de tafel naast de onze, en dat redt de sfeer.
Dag vier
Op maandag blijven de meeste zaken gesloten, maar dat geldt natuurlijk niet voor de gezellige straten van Cordoba en eindelijk schijnt de zon met al haar kracht. We ontbijten op het mooie Plaza de la Corredera, een niet zo rechthoekig plein tussen door de zon verbleekte, ooit rode voorgevels met meer ramen dan muur, drie verdiepingen continue balkons, volledig rondom het plein, boven een honderdtal bogen waar ooit moordlustige stieren woonden en werkten. Want dat plein was oorspronkelijk een arena voor toreadors, wat de eindeloze ramen en balkons verklaart. Nu zitten we er in de zon met thee en toast.
Zonder bestemming tussen de witte huizen van Cordoba, met hun structuurlijnen in een diep, aards geel, en we belanden aan de oevers van de Quadalquivir. De meterslange brug tot de overkant stamt uit de Romeinse periode, en begint aan de achterkant van de gigantische Mezquita-kathedraal. De zon belicht haar Noord-Afrikaanse kantelen, boven de vlakke wand beschilderd met Spaanse wapenschilden tussen de steunberen. We laten ons bezoek voor de namiddag en kuieren verder.
Een klein pleintje met twee gitaarspelende Spanjaarden en we bestellen twee glazen wijn. Enkele straten verder vinden we een bank in een zonnig parkje achter het Alcazar, waar we nadenken over de rest van de dag. In de ooit Joodse wijn vinden we de gevels behangen met honderden bloempotten, waarvan sommigen reeds hun eerste bloesems tonen. We wandelen er met ons gezicht naar de zon in volmaakte rust, en vinden er een gezellig ogend restaurant waar ik meteen voor een reservering vraag. Ze openen vanavond om acht uur en verwachten ons.
In een grote krul wandelen we net buiten de oude stadsmuren waarvan de laatste resten nog staan, door een langwerpig park met in het midden een overdekte markt. Het eten oogt niet erg smakelijk, dus we houden het bij een pintje, en wanneer de onsympathieke Spaanse vrouw Indi haar glas dure wijn maar halfvol schenkt, wacht ik tot ze zich omdraait en dan verdwijnt een van haar flessen cava in mijn zwarte schoudertas. We wandelen richting de Moskee, kikkend op onze kleine misdaad, en legen onze glazen zodra we arriveren bij het gigantische gebedshuis van Cordoba.
Hoe aangenaam, de Patio de los Naranjos, ommuurd en dus haar warmte vasthoudend, toegankelijk langs een handvol statelijke poorten en gevuld met oude appelsienbomen. We zitten er in de rustgevende halfschaduw, tussen de kanaaltjes in het plein die met momenten de zwarte aarde onder de leerachtige stammen bevochtigen. Ook enkele naalddunne cipressen, palmbomen en een knoestige olijfboom.
De moskee zelf is een dromerig uniek stuk werelderfgoed. Misschien wel duizend pilaren dragen rijen van dubbele bogen, niet ongelijk een Romeins aquaduct, hoewel de steen wisselt tussen bleke zandsteen en oranje gebakken klei. De repetitie lijkt eindeloos, en omdat de schaarse daknissen maar weinig licht door de anderzijds volledig geometrisch bewerkte plafonds laat, bewegen we ons bijna alleen door de mysterieuze schaduwen van de Mezquita. En dan plompverloren als een provocerende naaktfoto, abuis verstopt door een niet erg strikte monnik in zijn gebedenboek, vinden we een stralende en warm belichte kathedraal in het midden van dit zonet nog zo sober gebouw. Begonnen als gotisch maar afgewerkt in barokke stijl pronken de Katholieke veroveraars hier met hun rijkdom en kunde, tien zien aan de complexe gewelven vol heiligen in reliëf en met goud geaccentueerd. Twee grootste orgels houden zich voorlopig stil, maar de christelijke schreeuw galmt onweerlegbaar als een hamerslag op de zo meedogenloos doorboorde Moskee. En tot slot de verbluffende mihrab van de kalief, zijn persoonlijke gebedsnis, bedekt met miljoenen kleine stukjes glas, tot een gouden mozaïek van kalligrafie en bloemen onder een innovatieve vertakkende en geribde koepel die nog het meest lijkt op een tropische schelp.
Om mijn boek en een extra laagje kleding over het hotel, en we vluchten naar de lange Romeinse brug. Daar vinden we zoals gehoopt de laatste stralen van de nu laaghangende zon. Terwijl ik wat lees in het boek dat ze me vorige week nog gaf, onderzoekt Indi hoe ze mij als model kan verkopen aan de fotostudio’s van België. Ik hoop voor de grap, ter compliment. En dan wordt het koel in de schaduw, dus ik breng ons naar een gezellige bar voor tapas en een glaasje wijn.
Onderweg naar onze reservatie steken we een slome bende feestelijk geklede mannen. Allen boven de zestig, in zwarte kostuums van dikke stof en met pofschouders. Hun eveneens zwarte capes hangen vol kleurrijke linten, kleine emblemen en pinnetjes. Ze dragen gitaren en bandurrias, vullen de verder verlaten straten met gelach en ik vraag om een foto. Enkele straten verder staan we voor de deur van ons restaurant, en via een andere weg zien we deze vrolijke bende in de verte naderen. Ze beladen ons met hun prachtige tenues, en brengen emotionele ballades terwijl de ober hun allemaal een halve liter bier toesteekt. We bestellen elk gerecht met Córdoba in de naam of beschrijving, en Indi klapt na elk lied luider dan de andere toeschouwers. Haar ogen glanzen en fonkelen.
Na afloop spoeden we ons richting de hammam, cadeau van Indi, en bijna twee uur lang dobberen we in koele, warme en hete baden, ditmaal eerder in de stijl van de Mezquita, in contrast met de Alhambra gelijkende hammam van Granada. Een aangename eucalyptusgeur zweeft tussen de Arabische zuilen en de vele kaarsen werpen een zacht licht op de betegelde wanden. En dan worden we opgehaald voor een massage, met olie van rozen en amber, op onze buik op een comfortabele tafel, tot al onze gedachten verdwijnen in kneden tussen onze schouderbladen.
Dag 5
Ontbijt op een dinsdagochtend blijkt uitdagend voor de Cordobezen, zeker voor tien uur, maar uiteindelijk vinden we een bord met een warme tortilla en een tweede vol roereieren. En dat, naast het Alcazar de los Reyes Cristianos, hun verblijf aan de machtige Guadalquivir. De puntige kantelen verbergen Romeinse mozaïeken, nu aan de wanden, maar gevonden onder de ruïnes van het paleis van de kalief. Vanop een uitkijktoren zien we de bizarre Moskee-Kathedraal met hier ooit minaret, nu klokkentoren, en de Romeinse brug over de rivier. Maar de echte toeristentrekker is de uitgestrekte tuin waar Columbus vijf eeuwen geleden pleitte om bijstand voor zijn wereld wijzigende avontuur. We plukken en citroen van tussen de lange rijen citrusbomen, en Indi gooit met overrijpe olijven van het afgelopen seizoen naar de dikke karpers in de koninklijke meren. Zij duiken in hun tientallen naar haar aas en woelen als wormen over elkaar in het aasbakje van de visser. Witte lelies bloeien tussen de fonteinen en de bloemen van de perken en kruidentuinen beginnen te glanzen. Een metershoog waterwiel staat dichtgeslibd in de Guadalquivir, ooit druk draaiend om de tuin en bijhorende hammam van water te voorzien. Nu slapen er de dakloze katten van Córdoba in de warme ochtendzon.
We rijden achterin een BMW van een Spanjaard die toevallig ook in Malaga moet zijn. Daarvoor betalen we twintig euro en na twee uur schrijven en lezen staan we er voor het treinstation. Onze keuze blijkt snel gemaakt. Tien minuten op de bus en een bezoek aan de supermarkt voor brood, Spaanse ham en vier pintjes later, zitten we op een zonovergoten strand van de Costa del Sol. We lunchen en liggen op onze rug zodat we de Duitsers en Hollanders niet zien. Indi speelt zomerse muziek voor, en dan hoeven we hun stemmen ook niet te horen. Nog even kunnen we schaamteloos genieten van Spanje, tot de bus, tram, vlieger, meer bus, en trein ons achterlaten in het iets minder lieflijke Leuven.
Comments (1)
Oh Andalusië, heerlijk beschreven, ik proef de tapas, hoor de muziek en ruik de bloemen in de regen in de tuin van het Alhambra! Mooie foto’s ook!