Naast een lang weekend Parijs is deze week op Madeira onze eerste echte reis samen. We ontmoetten elkaar vier maanden geleden en tot nu toe waren het uitsluitend zachte verhalen, als diegenen die tijdens de kindertijd harten verwarmden en deden overvloeien. Moge God zijn warme adem door ons haar blazen en deze band behouden.
Het kind dat ze ooit was, leeft nog steeds gezond in haar borst, soms verborgen als ernstige zaken rimpels of fronsen oproepen, maar klaar om op te springen wanneer de minste reden zich aandient. Bovenal houdt ze van de opwinding, veroorzaakt door tegenkomen van een onverwachte beweging of geluid in de natuur. Dieren wekken bij haar een vlam van enthousiaste nieuwsgierigheid en zorgzame liefde op die al wat rest achter de horizon duwt.
Op Madeira, die groene rots van bruisend leven, verborgen midden in de koude Atlantische Oceaan, hadden we een handvol van dergelijke ontmoetingen. Ik vertel er één.
De namiddag van de tweede dag brachten we door aan de kust in een klein dorpje genaamd Seixal, niet meer dan een handvol huizen, vastgehecht aan de klifwanden. Daar, tussen de zwarte rotsen van gestolde magma vonden we een plek van zonlicht en rust, alleen onderbroken door het constante geruis van de golven, maar hun zoute spatten bereikten ons nooit met hun ijskoude vingertoppen. Talloze kleine krabben kropen over deze natte rotsblokken, op zoek naar een kleine maaltijd, en bij elke ontmoeting begroette Indi hen vrolijk. Hallo meneer krab, moge uw jacht goed verlopen. En wees niet bang, want hoewel je heerlijk zou zijn in mijn pasta, ben ik hier alleen maar op zoek naar wat zonlicht.
Maar de jacht bleek vruchtbaarder dan verwacht, veel meer zelfs. Want zodra ze op een poel water stuitte, verborgen tussen de rotsen en daardoor losgekoppeld van de oceaan, vlak als een spiegel en transparant als de heldere lucht eromheen, riep ze uit met intense verbazing. Kijk, kijk, schat, daar is een octopus! Zie je? Hij volgt de kleuren van het zeewier, dus is enigszins verborgen. Maar kun je hem zien?
Voorzichtig benaderen we het dier, om het niet af te schrikken. Hoi! Wees niet bang, je ziet er zo mooi uit. We zullen je geen pijn doen! Haar rustgevende stem misschien in een vage zin begrepen, omdat de octopus niet vlucht, althans nog niet, naar dieper water midden in zijn poel. Een hand uitgestrekt over het wateroppervlak en haar ogen wijd open wanneer het dier antwoordt. Hij verbindt en raakt de hand aan met drie of vier van zijn lange tentakels. Nieuwsgierig als wij zijn, onderzoekt en voelt en verkent hij met zorg.
Hij trekt eraan om te zien of de hand losraakt en voedsel wordt, of misschien wil hij spelen, een soort trekwedstrijd, vergelijkbaar met een spel dat sommige honden leuk vinden. Hij ziet er zo vreemd uit! Zelfs als een buitenaards wezen, vind je niet? En ze maakt nu meer foto’s dan wanneer ze de ruige bergen of groene bossen van Madeira beklimt. Zij blijft bij zijn bad, al verken ik de rotsen verder en kies ervoor om op een plek uit de wind te lezen.
Ik kom terug, zowat een uur later. Schat, je had hem moeten zien! Hij zwom rond en sleepte die acht tentakels als een raket achter zich aan, continue die kleine, zilveren visjes volgend! Ik weet niet of hij eenvoudigweg wat plezier maakte, of aan het jagen was, maar het was zo cool! En toen lag hij te rusten in de zon en keek naar mij! Oh, zijn naam is trouwens Octi.
Dag erna keren we terug en vinden hem midden in hetzelfde water. Ze zit naar aan de waterkant en plaatst haar hand op de oever. Haar gezicht licht op van vreugde wanneer de octopus dichterbij zwemt en haar hand aanraakt met enkele van zijn lange armen. Hij legt ze op haar handpalm, uit het water.
Het lukt me om een kleine krab te vangen in een naburige poel, waarna ik ermee te zwaai, zodat hij de spinachtige vorm kan herkennen tegen de blauwe hemel op de achtergrond. Hij nadert mijn hand en trekt eraan, alsof hij wil dat ik hem het water in volg. In plaats daarvan gooi ik de krab naast hem op de bodem, en hij verdwijnt in de diepte om van zijn maaltijd te genieten.
Denk je dat hij zal terugkeren? Misschien valt hij wel in slaap na zo’n dure lunch, toch. Ik hoop dat we hem ooit zullen weerzien. Het is zo’n cool dier. En hij kwam me begroeten! Octi!
Besides a long weekend in Paris, this week on Madeira is our first real journey together. We met four months ago and till now all has been as the soft stories that could mesmerise and overflow hearts during childhood. May God blow his warm breath through our hair and preserve this bond.
The infant she once was still lives healthily in her breast, sometimes hidden when serious matters impose wrinkles or frowns, but ready to jump up and out whenever the least reason presents itself. Most of all, it loves the excitement of encountering an unexpected movement or noise out in nature. Animals excite in her a flame of enthusiastic curiosity and caring love that push all else beyond the horizon.
On Madeira, that green rock of bustling life hidden in the middle of the cold Atlantic, we had a handful of such encounters. I will recount one.
The second day, in a small village called Seixal, no more than a collection of houses clinging to the cliffs, we spent the afternoon at the coast. There, among black rocks of hardened magma, we found a place of sunlight and quiet, only broken by the constant beating of the waves, but their salty sprays never reached us with their freezing fingertips. Countless small crabs climbed these wet boulders, in search of a tiny meal, and at every meeting, Indi would greet them happily. Hello mister crab, may your hunting go well. And don’t be afraid, for although you would be delicious in my pasta, I am only here to hunt some sunlight.
But the hunt proved more fruitful than expected, a lot more so, in fact. For at once, when she stumbled upon a pool of water trapped between the rocks, and therefore disconnected from the ocean, making it flat as a mirror and transparent as the clear air around it, she yelled out with clear amazement. Look, look, baby, there’s an Octopus! Do you see? It has taken on the colours of the seaweeds, so it’s somewhat hidden. But can you see? Baby?
Carefully we approach the animal, so as not to scare it off. Hey! Don’t be afraid, you look so beautiful. We won’t hurt you! Her soothing voice perhaps understood in some vague sense, because the octopus does not flee, at least not yet, to deeper water at the middle of his pool.
A hand outstretched over the water’s surface, and her eyes open wide as the animal answers. He connects and touches the hand with three or four of his long tentacles. As curious as we are, he explores and feels and holds on and examines with care.
He pulls on it, to see if the hand might come loose and become food, or perhaps he wants to play, a kind of tugging contest, similar to a game some dogs enjoy. He looks so strange! Even like an alien, don’t you think? And she takes more pictures now than when climbing the rugged mountains or verdant forests of Madeira. She stays at his pool, though I explore the rocks further and choose to read for a while in a spot out of the wind.
I return, perhaps an hour later. Baby, you should have seen him! He was swimming around, trailing those eight tentacles behind him like a rocket, after those small and silver fish! I don’t know if he was just having some fun, or hunting, but it was so cool! And then he was chilling in the sun and looking at me! Oh, his name is Octi by the way.
We return the day after, finding him in the middle of the same pool. She sits down by the water’s edge, and places her hand upon the shore. Her face lights up with joy when the octopus moves closer and touches her hand with some of his long arms, placing them on her palm, out of the water.
I manage to catch a small crab in a neighbouring pool, and wave it about, so he can recognise it’s spiderlike shape against the blue sky in the background. He nears my hand, pulling on it, as if he thinks I should join him in the water. Instead I throw the crab close to him, and he disappears into the deep to enjoy his meal.
Do you think he will come back? He might take a nap after such a fancy lunch, you know. I hope we will see him again someday. He is such a cool animal. And he came to say hello! Octi!
Dag 1
Gisteren gepakt, de wekker voor acht, een uur op de trein vanuit Leuven, en op de vlieger lees ik een honderdtal pagina’s over de Spaanse conquistadores. We landen nauwkeurig op de klok, stappen de luchthaven buiten, en enkele tellen later worden we opgepikt door iemand die huurwagens verhuurt. Waarborg in cash, contract ondertekend, papaya’s en mango’s herken ik aan het blad dat ze over de parking hengelen, en we rollen voorzichtig de helling van Madeira af.
Rustig op de baan, trouwens proper en zonder kuilen. Twintig graden op het subtropisch eiland, naar het eind van de winter toe, en de enorme, stekelstervormige agaves richten allemaal een lange krul de hemel in om weldra tot bloem te barsten. De laatste lengte van de landingsbaan gaat gedragen door tientallen betonnen pijlers, daar het eiland bergachtig en dus niet vlak is. We rijden onder deze brutalistische colonnade, daarna van rond punt tot tunnel en zo zonder onderbreking tot we parkeren.
Ponta de São Lourenço. Zuilen van zeshoekig basalt langs de kliffen van deze vulkanische slang in de Atlantische Oceaan. Baby koopt een grote fles water en we wisselen van schoeisel. De wolken zijn een witte mist, wat blauw mogelijk maakt, echter niet opvallend rijkelijk. We klimmen en stijgen, tussen vogelzang van kleintjes en drie valken zweven bewegingsloos boven het dikke gras, op zoek naar knaagdieren.
De wanden tonen lagen van de aarde, verschillende tinten bruin, rood en oker, gestolde magma, loodrecht op het water, van honderd of tweehonderd meter lager. We verlaten meermaals het pad om ergens afgezonderd van de andere wandelaars in het gras te verdwijnen. De wind blaast zacht, draagt de reflectie van de zon tot bij ons. Madeira met haar groene kapsel verdwijnt in de wolken, voor ons in de oceaan liggen grote visserijen, en de staart van de basalten slang steekt uit als een witte vuurtoren met rode muts.
Nu op weg naar het ander eind van het eiland, , net na zonsondergang, een klein dorpje met de naam Seixal. Iets meer dan een uur op de baan, met eigen muziek ter begeleiding, en ik let op de kaart terwijl Indi rijdt. Zwarte contouren van de bergen, daarna lange, lijnrechte tunnels door het hart van de gedoofde vulkaan.
Gastvrij ontvangen in een kamer van hout en improvisatie. Geen luxueus hotel, integer en ontzettend gezellig. Niets ontbreekt, dus we dragen onze spullen naar binnen, om daarna iets eetbaars te vinden. Een mandje gevuld met lokale producten in de kruidenier, en op de tafel van ons nieuwe thuis, tevens verlicht met een tiental kaarsen, smeren we tonijn over toast. We drinken een Portugese bessensap en sluiten af met pasteis de nata. Sokken mogen mee onder de douche, en we kruipen in bed om de foto’s van vandaag te bestuderen.
Dag 2
Tussen een tiental kussens schijnt de zon door de metalen latten van de luiken voor het raam en het gordijn vangt die eerste warmte. We delen onze dromen van de nacht en ik verzamel ontbijt op onze tafel buiten, met zicht op de tropisch groene wanden van Madeira. De zon belicht het dorp voor ons, enkele witte huisjes op vulkanisch gesteente en daarna uitsluitend de blauwe atlantische. Marmelade, toast, ook granola met melk van de Azoren. Ik kook water voor thee, en speel Joao Gilberto tijdens ons ontbijt.
Lange omweg naar het strand, alleen maar omdat we het prachtige eiland willen zien, met haar groene kruinen over het wegdek en levendig mos over de stenen geklad. Het zwarte zandstrand van Seixal is het mooiste van Madeira, en biedt zicht op de lange klifwand naar het westen toe. De natuur doet haar uiterste best om elke beschikbare centimeter te vangen, en de zilveren streng van een waterval duikt ononderbroken in de oceaan.
Naast het strand ligt een netwerk van vulkanische rotsen, net een gekarteld doolhof door het water, pokdalig en een grote krul omarmt een natuurlijk zwembad vol zout water. Een twintigtal zielen op het strand, maar we klauteren voorzichtig over de ruwe rotsen om volmaakt met ons twee en niemand anders van de warmte te profiteren. We klimmen en verkennen tussen de kolonies van kleine krabben, waar Indi gretig jacht op maakt, en vinden even later een natuurlijk bad in een van de vulkanische vormen. Door het heldere water zien we enkele zee-egels, dus we blijven voorzichtig.
De echte attractie vindt ze er echter een minuut later. We zijn namelijk niet de enige bewoners van deze warme poel, waar we trouwens in ondergoed baden en van plan waren met boeken wat tijd te doden. Maar tussen het wier en de kleine visjes zwemt een grote octopus, en hij trekt meteen al onze aandacht naar zich toe.
Het dier is nieuwsgierig en verkent ons met zijn behendige tentacles. Zijn vorm en kleur volgen de achtergrond terwijl hij kietelt met zijn duizenden zuignappen. Hij kijkt naar boven door het water met zijn twee spleetogen en trekt aan mijn hand. Bijzonder hoe sterk hij is, maar ik win telkens het touwtrekspel. Indi maakt foto’s, waar hij blijkbaar niet op staat te wachten, want de octopus lanceert een straal water rechts naar de lens en zwemt dan snel achter een krab aan, dieper de poel in. We blijven nog lang in de buurt, en vangen zelfs allebei onze eigen smakelijke krab om hem terug te lokken, maar tevergeefs. Ik installeer met comfortabel op de handdoeken en lees tussen de sterke golfslag, en Indi verkent behendig deze gestolde rotsen verder.
We verzamelen onze spullen, kleden ons droog, en wandelen naar ons klein fiatje. Reeds voorbij twee uur, en we verkennen de noordoostelijke kant van Madeira. Onderweg stoppen we bij enkele scherpe rotspunten die zo’n honderd meter boven het wateroppervlak uitsteken. In Porto Moniz eten we een bord vol schelpdieren in olijfolie en daarna een vers gebakken tonijnsteak. Ook hier natuurlijke poelen tussen de kronkels van vulkanisch gesteente, en kort werpen we een oog op de verlaten souvenirwinkels.
In de schaduw van het eiland, en daarom rijden we via een vijftiental haarspeldbochten de berg op, met onze eigen muziek uit de kleine luidspreker van Indi’s telefoon, daar we de radio niet smaken. Ze rijdt goed, en vindt ontzettend plezier in deze slingerende wegen, bijna verlaten in een subtropisch landschap. Een kwartier later staan we honderden meters boven de oceaan, op de rand van een afbrokkelende klif, met voor ons een lichtspektakel tussen de wolken en het water. Een gouden glans fonkelt op de golven, en scherpe zonnestralen doorprikken de bolle vormen van de cumulus.
Zij aan zij op onze strandhanddoeken, met Cesaria Evora ter begeleiding bij de luide golfslag tegen de zwarte rotsblokken, ver onder ons. De hele wand van het eiland werd herwerkt tot heldergroene terrassen van smalle strengen landbouwgrond, voorlopig slechts sappig gras, maar weldra gevuld met suikerriet en felle bloemen. We mijmeren over deze prachtige dag, die zowaar perfect verliep, en wachten tot het vallen van de zon, voor we de achtbaan van Madeira afrollen, terug naar huis.
Dag 3
Iets vroeger wakker dan gisteren en we nestelen ons tussen de kussen en dekens met elk een boek in de hand en een kom granola met melk tussen ons. De hemel overdekt met wolken, minder motivatie op te staan. Na tien rapen we onze spullen bij elkaar en stappen we in onze kleine wagen.
Boven op Madeira blaast de wind; een natuurgebied voor loslopende koeien, enkele hectaren gezond mos, dik en vochten, onder een sprookjesbos van eeuwenoude bomen, krullend hout, holle stammen, door storm gevelde honderdjarigen die opnieuw wortel schoten. Ook de kronkels van hun lange armen worden volledig bedekt door mos en varens, om het geheel van magie boven het glooiende veld een tropische toets te geven.
We wandelen tussen deze oude bomen, hun dikke, donkergroene bladeren beschermen ons tegen de wind, en plots valt het zacht glooiend terrein weg, en maakt plaats voor een kilometer lange afgrond tot de oceaan. Een gezond bladerdak bedenkt de hele afdaling, en we klimmen naar het hoogste punt voor een prachtig zicht in alle richtingen. Hier doorsteekt vulkanisch gesteente het veld op vele plaatsen, waardoor Madeira een stekelig karakter krijgt.
We banen ons eigen pad onder de tropische bomen, met verkennende slierten groen langs hun nieuwsgierige takken. Een raam opent zich in het bladerdak en met zicht op de Atlantische lezen we een half uur, halverwege in de knoop met elkaar. Daarna belt Indi haar grootmoeder, en ik ga op zoek naar het einde van deze berg, waarvan ik diep de vallei in kan kijken, met links van me, waar het eiland staakt, de vulkanische rotsarmen waar we gisteren onze octopus vonden.
We bollen langs haarspeldbochten, torenhoge eucalyptussen en tuinen vol herfstgroenten, en genieten van een late lunch in Seixal. De zon verhit onze huid op het smalle, overdekte terras van twee lokale vrouwen. We eten quiche en daarna pannenkoeken, met de hoge kliffen naast ons, en de hongerige katten van het café onder de tafel.
We spenderen een uur in dezelfde zout water poelen als gisteren, waar we met groot plezier onze octopus terugvinden. Terwijl ik jacht maak op een krab om hem te voeren hoor ik Indi enthousiaste geluiden maken. Het dier zwemt tot bij haar oever en beweegt enkele van zijn armen over de droge rotsen. Wij zien het als een begroeten, die ik even later beantwoord met een nog kriebelende krab ter grote van mijn handpalm. Hij neemt zijn maaltijd stevig beet en verdwijnt dan in het diepe om ervan te smullen. We wachten tevergeefs op zijn terugkeer en lezen tot de zon achter Madeira duikt op de zwarte rotsen, met de golfslag als melodie op de achtergrond.
Het naburige Sao Vicente ligt niet aan de kust, maar in een komvormige vallei die langs een nauwe opening uitkijkt op de oceaan. We beklimmen een hoogtepunt in het midden van deze open ruimte, waar een oude Portugese klokkentoren haar bellen laat rinkelen. De witte en oranje verf bladeren af, en rond ons veranderen de groene bergwanden in een gekartelde silhouet van waarachter een lichtblauwe hemel met witte vlekjes zich toont.
Terug in Seixal passeren we langs een minimarkt voor tonijn uit blik en een fles madeira. Die laten we nog een uurtje wachten terwijl we lezen in onze hangmat met zicht op de zwarte rotsvormen in het water, ver naar het westen. We kiezen een Japanse film voor na het avondmaal, en na de toast met vis schrijf ik deze tekst. Indi wast enkele kledingstukken in de lavabo en droogt ze met een haardroger. Kleverig van het zout water en we staan op het punt te douchen. Straks schenken we een glas madeira en openen we de zak zoute chips voor bij de film.
Dag 4
Halverwege de film valt Indi in slaap, en ik lig naast haar te knikkebollen. Ik sluit de laptop en duik de nacht in. Rond twee uur vang ik een muis en deze zin benodigt geen verdere context.
We ruimen alles proper op, onze kleren gevouwen en het bed opgemaakt. Een zwarte tas vol vuile was en een tweede met de restjes van ons eten. De zon staat aan de hemel en door het open raam zien we de groene klifwanden van Madeira die meedogenloos in de Atlantische duiken.
We miskennen de tunnel door de rug van het eiland en kiezen in de plaats om de bergkam over te rijden. We pauzen een eerste keer tussen weelderige Laurisilva die doen denken aan gisteren, maar dan bewoond door tientallen kleine vogeltjes met gele borst. In de wagen vinden we een oude broodkorst die we verkruimelen en bijna komen de vriendjes uit onze handen eten. Niet veel later staan we op het hoogste punt van deze bergpas en we stappen uit om de twee zonovergoten valleien, noord en west van onze stop, te aanschouwen. De zon schijnt zo rijk dat het felle licht tussen de gekartelde bergen lijkt op de wellen en door haar intensiteit zien we moeilijk ver. We staan met gesloten ogen in haar stralen en besluiten naar het strand te rijden.
Ponta do Sol, ook wel het punt van de zon, is naar verluidt de zonnigste plek op het eiland, en achter de tientallen gekleurde gevels aan de oever toont zich de spitse toren van een klein kerkje. We parkeren in een langs een kant afgesloten tunnel, waar ik ons later met een enkel hand aan het stuur achterwaarts uit gids. Indi regelt de pedalen en blijft alert terwijl ze viert dat ik haar deze last benemen kan.
We vinden een reeks grote rotsblokken weg van het keienstrand en verstoppen ons daar. In ondergoed want we brachten geen zwemgerief en ik zwem voorzichtig tussen de stukken afgebrokkelde klifwand. De rest van de namiddag zonnen we met onze rug op de warme stenen, boek steeds nabij en af en toe een verfrissende duik in de oceaan. Iets verder van het dorpje weg, na een moeilijke tocht over kiezels en langs een sterke golfslag, vinden we een waterval die recht in de oceaan duikt. Een regenboog krult zich rond de opspattende druppels, en we douchen onder het koele water.
Op weg naar de hoofdstad Funchal rijden we snel de berg op, langs haarspeld en afgrond, op weg naar Cabo do Girao. Deze kaap ligt op 600 meter boven de zeespiegel, wat de glazen bodem van het platform ons eigenhandig laat controleren. Vanaf die hoogte versmelt de oceaan met de hemel, zonder lijn of grens, tot we de oranje bol van de zon langzaam zien smelten aan wat niet anders dan de horizon kan zijn.
Humberto van ons hotel spreekt zeven talen vlot en een woordje Nederlands maakt hem ook daarin voldoende verstaanbaar. Hij barst van energie en na een aangename conversatie biedt hij aan ons een betere kamer te geven. Natuurlijk dankbaar aanvaard, en hij parkeert voor ons in de nauwe, ondergrondse garage. We bestellen vis en vlees, witte en rode wijn, in een lokaal restaurant, ergens onder de straten van Funchal. De porties puilen over de randen van onze borden, en met moeite besluiten we uiteindelijk nog voor een pudding van passievrucht. In het bad van onze betere kamer val ik nagenoeg in slaap terwijl Indi mijn haar wast, en half bewusteloos pen ik deze laatste zin neer.
Dag 5
Gisteren voor het diner op zoek naar een minimarkt en de blikjes tonijn die we daar kochten dragen we nu in onze rugzak naar het ontbijt, samen met de platte broden, chocoladerepen en bus fruitsap. De oude vader van Humberto brengt ons eieren en met volle maag rijden we de berg op. Een rit van veertig minuten, bijna uitsluitend slingeren langs de haarspeldbochten van Madeira.
Op de berg met ontzettend geluk, want de hemel is een samenraapsel van witte vlekjes tussen een zee van blauw, wat ook daadwerkelijk klopt, want in bijna 360 graden rond ons versmelt de hemel met de Atlantische Oceaan. Slechts op een punt onderbreekt een gekartelde berg silhouet deze continuïteit, namelijk daar waar we vandaag heen zullen wandelen, Pico Ruivo, het hoogste punt van Madeira.
De hike duurt met goed doorstappen zes uur, maar wij nemen er acht voor, omdat we zo lang als mogelijk van deze mythologische locatie willen genieten. Het eerste anderhalf uur dalen we zo’n driehonderd meter, soms gestaag, vaak met trappen, uitgehakt in de gestolde magma, en op dat traject bewandelen we onschatbare paden. Een honderdtal meter dalen we langs een trap die als stenen parelsnoer of hangbrug tussen twee kleine pieken hangt. Links en rechts van dat pad, nauwelijks een meter breed, beginnen diepe afgronden die enkel hun gelijke kennen in de Grand Canyon.
De gedoofde vulkaan van Madeira erodeert al meer dan twintig miljoen jaar langzaam weg, maar rijkelijk resteren de sporen van die oude vuurberg. Tussen de lagen van samengeperst gruis en gestolde aardkorst liggen en staan dikke plakken zwarte magma, die soms als muren rechtop steken, waarnaast de zachtere steen eeuwen geleden al afbrokkelde. Deze schermen vormen obstakels op ons pad, en anonieme Portugezen houwden in vergeten dagen ronde poorten om onze doorgang mogelijk te maken.
De bergkammen, ruggen en pieken steken als ruige, gekartelde vormen vol scherpe randen in de hemel, met overal waar het oog valt steile klifwanden die ettelijke honderden meters geschiedenis tonen in de glooiende lijnen van het gesteente. We wandelen met gelijke pas tussen deze spectaculaire vormen, en verwachten continu oudere levensvormen in de hemel boven ons, met krijsende stemmen en daarna de hese grommen van gestreepte roofdieren in het loof van deze warme plek.
De zon schijnt met al haar kracht, en wij dankbaar, want het weerbericht zag voor vandaag uitsluitend schaduw. Daar waar de bergwand niet te stijl blijkt, hangen dikbladige en opportunistische planten aan de gebarsten stenen, een prachtige Pollock van tinten groen, donker en licht, op de soms rode, maar meestal bruine en grijze rotsvormen.
En de weg blijkt met momenten onmogelijk. Soms wandelen door een lange inham, uitgehouwen uit de klif, met boven en onder onze onvaste pas niets dan afgrond. Maar dan zien we in de verte een zwarte rechthoek en niet veel later stappen we de volmaakte duisternis in. Meermaals bevinden we ons in het hart van de berg, daar gebracht door een oude tunnel, en het licht op het eind vloeit rijkelijk naar binnen, waar ze de zoveelste oeroude vallei vult.
Na anderhalf uur dalen pauzeren we lange tijd op een kleine piek in zo’n met licht gevulde kom. We tanken wat zoets en lezen een dertigtal bladzijden. Koolmeesjes stelen onze kruimels en we proberen niet te denken aan de driehonderd meter die we nu moeten klimmen.
Met volharding en doorbijten, soms uitpuffen op een platte rots, en de witte skeletten van lang uitgedroogde bomen bedekken de achterzijde van Pico Ruivo. Hun slingerende takken hangen als creaties uit boze sprookjes boven het nieuwe groen en we wanen ons in een droom.
Uiteindelijk op het hoogtepunt, waar Indi neervalt en met haar hoofd op onze extra kledij uitrust. Ik kijk rond, deze plaats onder de volmaakte zon met ononderbroken zicht in elke richting. Terug bij haar en we legen onze rugzak van de tonijn en het brood. Verbaasd wanneer een rovende kater zich naast ons schaart en met schalkse ogen een maaltijd probeert te bemachtigen. Ik geef hem het lege blikje om proper te likken, en een half worstje, maar hij reageert niet dankbaar en blijft hongerig.
De terugweg natuurlijk gelijk, daar we hetzelfde pad bewandelen, alleen nu in alle rust, bijna alleen, want we lezen een half uurtje op de piek en in die tijd vertrokken de meeste wandelaars reeds voor ons. We praten over onze grootmoeders en vaders, de families die ons schiepen. Wederom een helft dalen, daarna opnieuw de moeilijke klim. Die nemen we met een lange pauze, want we botsen op een koppel patrijzen, en offeren eindeloze kruimels brood voor hun vriendschap. Ze eten uit onze handen, en wanneer we verder vorderen zien we een tiental bolle vogels rond onze plaats van pauze.
Bijna terug thuis zitten we een klein uur op een platte rots, ik met mijn boek, en Indi zoekt een restaurant voor straks. Voor we het weten zakt de zon aan de einder achter de horizon, een lijn die we slechts vinden omdat het vurige oog daar langzaam versneden wordt. Boven en onder hetzelfde blauw, hoewel natuurlijk doorspekt met miljoenen tinten rood, oranje en roze.
We rollen de berg af, zonder te schakelen, uitsluitend remmen, en dat lijkt de wagen uit te putten, want zodra we de snelweg bereiken, weigert hij te vertragen. We blijven kalm en houden ons gemoed onder controle, geen plaats voor paniek, maar de weg daalt en onze snelheid groeit. Voor ons ligt een scherpe haarspeldbocht en we maken ondertussen een rotvaart richting de betonnen vangrail. Met beide handen rond het stuur geklemd duwt Indi met al haar kracht de rempedaal naar beneden en pas dan begint de kleine fiat te vertragen. Gelukkig rijdt er niemand achter ons, en we ontsnappen nipt zonder schade aan de autostrade. Langzaam en wantrouwig bollen we de laatste meters naar het hotel, waar de eindeloze energie en gastvrijheid van Humberto ons opkrikken. Uitgeput en hongerig besluiten we dat voorval morgen aan te pakken.
We wandelen door de vroege nacht van Funchal, maar treffen het restaurant dat we na internet onderzoek uitkozen volledig verlaten en langzaam keren we terug naar ons hotel. Toen we twee dagen geleden arriveerden, passeerden we met de wagen deze straten, en ik zag er door een open deur een plek van warm licht en drukte in de keuken. Hun producten komen vers van de markt, de prijzen wijzen op eerlijke uitbaters, vrij van winstbejag, en de ober draagt een energie die doet denken aan Christian Bale in American Psycho, maar dan op een uitsluitend positieve wijze. We laten ons aanraden door zijn ontspannen charisma en bestellen een grote steak voor Indi, en twee lappen zalm voor mij. Daarbij natuurlijk een berg frietjes, en de twee oude zeebonken en drinkebroers achter de gril schenken ons de beste maaltijd van onze reis. We drinken frisse, ambachtelijke bieren, hier gebrouwen, en sluiten af met een stuk verse kaastaart. Het diner komt op dertig euro.
Dag 6
Onze laatste dag op het eiland en we namen hem rustig. Blijven lang in bed en slapen tot voorbij tien uur. Ik stuur enkele mails naar Vlaamse krantenredacties en Indi gaat in bad, na het zweten op de berg gisteren. Ik duik ook kort onder het warme water om mijn haar te wassen en daarna zitten we samen op bed met de telefoon op luidspreker. Om half drie komt iemand onze wagen wisselen, maar dat is niet de oplossing waar Indi op hoopte, en dus wandelt ze met een zuur gemoed naast me. Waarom kunnen ze niet gewoon de wagen ophalen en ons morgen een lift naar de luchthaven geven? We betalen toch sowieso extra omdat ze ons morgen van de garage naar de terminal brengen!
Dus ik zit met mijn rug naar de zon op het terras van een verstopte strandbar met zicht op het gele fort van Funchal en bestel lekkere snacks en een mojito terwijl ze in mijn opdracht haar moeder belt. Dat helpt enorm, en erna belt ze het bedrijf opnieuw met vraag naar een uitleg. Met een beter begrip van de situatie kan ze haar frustratie naast zich neerleggen, en naast mij genieten van haar drankje en het late ontbijt of de vroege lunch.
We bezoeken de Mercado dos Lavradores. Het rechthoekige gebouw met open binnenplaats en twee verdiepen wordt dagelijks tot de nok gevuld met tropische vruchten, sommigen die we niet herkennen, manden vol geurende bloemen, genoeg souvenirs voor een container vol, en tot slot een rijke verzameling vis en zeebeesten, vers uit de oceaan. Voorlopig kopen we niets, maar houden wel toffe geschenken in gedachten voor later.
Het wisselen van de wagen vindt vlot plaats en we verliezen niet meer dan een half uur.
Deze namiddag verkennen we kort het kleine historische centrum van Funchal, met haar Portugese kathedraal, wit langs de buitenkant, met een diep donkerrode vulkanische steen op de hoeken. De binnenkant staat vol barokke altaren, collecties goud en marmer, gereflecteerd in de vergulde balken van het plafond, in geometrische mudejarstijl. Tussen de winkelstraten en we kopen gebak ter desert en wandelen rond het grote, witte fort dat ooit de drukke haven beschermde. De oude kanonnen kijken nog altijd uit over het water.
We belanden terug in onze strandbar en bestellen twee verfrissende drankjes. De zon schuilt achter de wolken en begint tevens sterk te dalen. Onze spieren nog altijd rauw van gisteren en we besluiten tot een lang en heet bad. Terwijl we ontspannen praten we over de mensen en hun levens. Indi droogt haar krullende haren en ik schrijf deze tekst.
Na negen keren we terug naar Bela V, de snackbar van gisteren, en we mengen er rund, varken, kip en tonijn met een berg hete frietjes om onze honger te stillen. De goedgeluimde ober is ontzettend blij ons terug te zien, en we vragen zijn naam, Carlos, om online een mooi commentaar achter te laten.
Dag 7
We staan vroeg op na een nacht van slecht slapen en zitten daarom in stilte aan de ontbijttafel. Roerei met brood en we gaan ervandoor want de vlucht kruipt dichterbij. De nieuwe wagen rijdt moeilijker dan de vorige en tussen de nauwe en voornamelijk erg sterk hellende straatjes van Funchal, waar het verkeer overkookt op dit ochtendspitsuur, heeft Indi het moeilijk haar kalmte te bewaren.
Maar we geraken heelhuids bij de garage en nemen blij onze waarborg in ontvangst. De luchthaven verplicht ons een doosje confituur af te staan, en omdat we nog niet mogen opstappen verdoen we wat tijd met onze telefoons. Na het opstijgen zoek ik twee vrij plaatjes, waar we naast elkaar kunnen zitten, en terwijl Indi probeert te slapen, lees ik een flink stuk uit mijn boek over de conquistadores.
Een opdracht om in de stad te geraken, door het doolhof van de luchthaven, daarna een trein en een bus, maar rond half vijf zitten we aan tafel in een Romeins osteria waar we een traditioneel geklede dame door het raam pasta zien kneden. De carbonara vult en met moeite krijg ik mijn bord leeg, maar ik kan het niet maken dat heerlijk maal ongewaardeerd op het bord achter te laten.
Twee uur tot onze trein naar Firenze en die gebruiken we om langs de bekendste plaatsen van Rome te wandelen. Ondertussen ook de examenresultaten en we zijn beiden voor alles geslaagd, dus bijna euforisch langs de marmeren bogen van het Colosseum, het beeldend verhaal van de Trajaanse Zuil, en de imposante welving van het Pantheon. Natuurlijk ook eindeloos veel prachtige kerken en gezellige restaurants waar heerlijke geuren uit drijven.
De trein vertrekt ietwat met vertraging, wat me meer tijd schenkt om deze zinnen neer te schrijven.
Comments (2)
Heel nice!
Big Kiss!