Dag 1
We stijgen voor de tweede keer op.
Vier uur geleden, ruim voordat de wekker ging, liep Hans al een tijdje heethoofdig door de kamer. Valies terug uit- en ingepakt, de ruimte heringericht; blijkbaar enige meditatie over- geslagen, en met zekerheid besluit hij dat de luchthaven deze ochtend rond half vier zo druk is dat we niet in Wenen zullen geraken. Zelfbeheersing gaat zijn petje te boven, maar ik wacht geduldig op het rinkelen van mijn telefoon en sta dan op.
Een kwartier later zijn we de controle voorbij, daar stonden slechts een handvol mensen, en ook in het ontbijtcafé heerst de rust van vroege vrijdagochtenden. Ik wolf mijn full English breakfast naar binnen, Hans zijn banaan met minder haast en we begeven ons naar de gate. Daar zit vrij weinig volk. Het is wachten geblazen. Met de ogen toe zitten, net slapen. Of berichtjes wisselen met de Leuvense studenten die na een avond uitgaan nu pas in bed duiken. Een uur passeert. Hans zegt, misschien hadden we iets langer kunnen slapen. We zitten vooraan in het vliegtuig, minder last van het lawaai dat achter ons uit de motoren scheurt.
We vliegen over de nachtverlichting van Brussel, en daarna de duisternis van kale akkers. Ik haal enkele vellen Japanse vocabulaire boven ter herhaling, een heleboel zaken die ik moet inprenten. Maar zodra ik aan de laatste pagina begin dringt er zich een vreemde geur in mijn neusgaten. Is het de passagier achter mij? Ik studeer nog even verder, verlies de concentratie. Wat zou die bizarre chemische geur kunnen zijn? Hans merkt het ook, en er hangt een vage mist in de cabine. Of is het rook? Vooraan lijken de stewardessen bezorgd. Ze fluisteren verwoed, en grijpen naar een microfoon. Dear passengers….
En dus staan we terug op Brusselse grond. Het vliegtuig kapot en even weten we niet of vandaag in Wenen zullen geraken. We maakten een mooie lus, maar gelukkig bollen we nog voor de middag al wederom over dezelfde macadam. Deze keer met een werkend tuig, en een fris opgetrommelde bemanning. Dus ik lees een uurtje in mijn Zweedse roman. Geen ongure geuren ter verwarring. We landen met de zon aan het zenit en een taxi brengt ons naar het centrum. Onderweg krijgen we al een voorproefje, zien de majestueuze gevel van de opera, daarnaast het Albertina museum op haar heuvel, en door de straten als je goed tuurt, toont met momenten zich de Stephansdom.
Een prachtig barok gebouw, gevuld met Habsburgse verwijzingen en een sjieke kamer waar lange gordijnen een raamkozijn verbergen, er achter de torens van de Stephan. Tijd om van sokken te wisselen en dan staat onze gids beneden aan de lobby. Ze sleept ons door brede straten vol dure winkels, langs een broodje gefrituurde vis met tartaar, onder het winterpaleis door en we staan voor de deur van het kunsthistorisch museum. Onderweg leerde ze ons over de stad en de dynastie die haar groots maakte. Reusachtige bronzen beelden van Karls en Ferdinands, het motto van Leopold en het zoveelste paleis gezet door Maria Theresia. Alleen maar Habsburg.
Het museum is een kunstwerk aan zich. Uitsluitend kostbare materialen, verwerkt in een architecturaal spektakel van neo-renaissance, waar enkele vierduizend jaar oude pilaren de zaal van de Nijl dragen, de aanvullende muurschilderingen werden volbracht door een jonge Klimt, meer sneeuwwitte marmer te vinden is dan Carrara zelf, en de verzameling kunstenaars niet binnen het alphabet past. We drukken onze neus tussen de schaduwen van Caravaggio, voelen ons middeleeuwse boeren bij de taferelen van Breugel, iets goddelijker bij Rubens, en gaat het een hele namiddag verder. Elk gewelf versierd met grotesken, de achthoekige koepel toont evenveel monarchen, elks in diep reliëf, met sprekende passages uit hun leven, of nobele elementen uit hun heerschappij.
Een andere vleugel herbergt ambachtelijke werken, en het is verbluffend hoe Italië gaat lopen met alle roem. fotorealistisch en prachtig geglazuurd terracotta van della Robbia uit Firenze. Levensecht goudwerk op de schaal van insecten en muizen, opgefleurd door emaille en edelstenen, meesterwerk van Cellini, wederom Firenze. Wie zien bekers, schalen en vazen, geslepen uit glashelder bergkristal, of diepblauw lapis lazuli, agaat, topaas, jasper, de felste kleuren uit moeder natuur, in riskante krullen en drakenkoppen gesneden, en bekleed met haarfijn goud, kleinere accenten nog waardevollere mineralen. Topstukken van de generaties oude Miseroni familie uit Milaan.
Zo beschrijf onhandig de eerste bladzijde uit een kunstbijbel, alsof ik met mijn pink een stukje van de bovenste glazuur schraapte, maar nu niet verder durf te eten van het zoete gebak. Mijn maag zit nog vol van vandaag zo te feesten. Naar die metafoor heeft Hans zich overeten en hij scharrelt zich richting het hotel, een hete douche en de kans om uit te blazen. Maar ik hoorde uit de luidsprekers boven mij dat het museum over een half uurtje zal sluiten, en ben van plan die tijd zo optimaal mogelijk te benutten. Op sneltempo door de klassieke zalen, Griekse amforen, Romeinse koppen en stukken van Egyptische tempels. Met mijn laatste seconden koop ik enkele postkaarten.
Ik toon me even in onze kamer, waar ik mijn winkelzakje achterlaat en wandel nog een tijdje door een levendig Wenen. Iets wat lijkt op de lokale Meir, veel grootser, duurder vast ook, en frisser nu de zon weg is, en dat tot aan het Operagebouw. Daarnaast staat het Albertina op een bescheiden heuvel. Dat geeft een beter zicht op de omliggende praal. Terug in het hotel snoepen we van Japanse happen, vol zeebeesten en verse groenten. Een lekker lokaal pintje en we sluiten af met dessert, gedeeld over twee bordjes. We weten niet goed wat het is, maar de smaken van chocola en pistache stellen niet teleur.
Ik zit op bed, schrijf deze tekst. De dag is voorbij, Hans slaapt al een tijdje.
Dag 2
Omdat we vandaag gaan uitslapen maakt Hans mij wakker rond zeven uur. Aanvankelijk met geschuifel en de geluiden van kleding. Daarna omdat hij ‘per ongeluk’ alle lichten aan doet. Dus ik begin de ochtend op mijn gemak, de gids zal hier immers toch pas rond tien uur staan. Dat doe ik met een lekkere eggs benedict, roos door bietensap, begeleid door een heerlijk potje ontbijtthee. Wat later begroeten we onze gids, met hippe klak en vloeren vest. Een goede eerste indruk.
We stellen elkaar voor, in minder dan vijf zinnen, houden het kort en wandelen tot aan de Stephan. Hij weet ons heel wat te vertellen. Verklaart de ligging van Vienna, de geschiedenis van de Oostenrijkers, hun stad en haar prachtige kerk. Twee struise torens flankeren de Romaanse ingangspoort, en de gevel toont ons twee geslachten. Een teken van vruchtbaarheid? Dat zou de naam verklaren. Dit zijn namelijk de heidenturm. Of diende ze om aan te geven welke helft voor de vrouwen, welke voor de mannen was? Binnen treft ons een eerste gelukkig toeval. We krijgen de kans een generale repetitie bij te wonen. Een Weens orkest speelt muziek uit de renaissance. Langs de leuning van de preekstoel kruipen stenen kikkers en hagedissen naar boven. Bovenop blaft er een eveneens versteende hond om deze zondaars ver van de bisschop te houden. Het interieur; aangekleed in een eclectische mengelmoes van kunststijlen die vele eeuwen overspannen.
Langs de buitenkant zien we het dak, de pannen als mozaïek vormen het Weense wapenschild en de Habsburgse adelaar. Slechts een enkele klokketoren werkte men af, de andere geraakte niet verder dan halverwege en kreeg toen een bescheiden koepeltje. Die informatie steel ik natuurlijk van onze toffe gids. En hij vertelt nog veel meer, maar deze tekst mag niet te lang worden. Daarom wandelen we verder. Langs de universiteit, ooit in handen van de Jezuïeten. Daar weet Hans eindeloos veel over te zeggen, met zijn verleden op één van hun internaten. Hun kerk gaat alles te buiten, volledig over de schreef. Alles blinkt van het goud, barok op zijn rijkste gepresenteerd. Dat wil zeggen, intens gekleurde marmer, elke fresco trompe l’oeil, en kinnen tot op de vloer van verbazing. Maar onze gids vertelt. Dit is propaganda. De marmer is beschilderde natuursteen, en dus nep. En al wat blinkt is bladgoud, al bij al niet zo rijkelijk!
Ondertussen komt het middaguur dichterbij. We vullen onze blikken in de Art Deco wijk, ooit hypermodern, rechtere lijnen, andere materialen, invloed uit Chicago, gezet door rijke Amerikanen, en ondanks de leeftijd blijft het tijdloos. Ook een aantal toffe winkeltjes, te onthouden voor later, tijdens de zoektocht naar souvenirs. Perfect getimed door onze uitstekende gids passeren we langs de stallen van de Spaanse rijschool, waar dagelijks de Lipizzaners vertrekken naar hun training. Dit ritueel duurt slechts een minuut, en wij zijn perfect op tijd, zonder ooit te treuzelen of te haasten. De gids kent zijn vak.
Door de starten weerklinken Habsburgse verhalen, daar het kantoor van Frans Joseph, het museum over dame Sisi, het plaagmonument gezet door Leopold, waarmee hij God bedankt voor het sparen van de stad; zijn stad, en haar bevolking. We passeren langs de Opera en het Albertina museum, beiden aanraders voor de komende dagen, niet te missen. En nu steken we de ringweg over. Een brede boulevard, waar de oude stadswallen plaats maakten voor paleizen en musea. Onze route vervolgt zich langs de markt. Die begint met het verkopen van kruiden, Turks fruit, en heerlijk geurende happen. Onze rommelende magen moeten niet lang klagen, want midden in de levendige atmosfeer hebben we een tafeltje gereserveerd. Meer verhalen en een enorme plateau Griekse lekkernijen.
Daarna etaleren de marktkramers oude spulletjes, prenten, camera’s, maar voornamelijk rommel. Langs de zijkanten lopen de Barokke villa’s langzaam over in secessionisme, de stijl van Klimt, en vervolgens abrupt in kale blokken, puur socialisme. Minder te zien en ook de markt loopt op zijn einde. De metro helpt ons enkele haltes verder; dat kost nagenoeg niets, laat niet lang op zich wachten en daarmee een inspiratie voor vele wereldsteden. Wij komen aan bij wat goed mogelijk het kroonjuweel van deze stad zou kunnen wezen. Het Schönbrunn paleis, eindeloos, gegroeid over vele decennia, verpletterende rijkdom, en van begin tot einde te bezichtigen voor ons arme stervelingen.
Zaal na zaal, zijde aan de wanden, vergulde gewelven in gloeiende krullen en kristallen lusters boven ons. Meubilair in satijn, rozenhout en daarna leder, wanneer de mode wisselde. Levensgrote portretten van alle monarchen, hun neven, nichten en kinderen, en later ook kamervullende werken met huwelijken, veldslagen en vermakelijke spelen in de Spaanse rijschool. Kamers bekleed met Japanse objecten, maar vooral de Moghul Zaal op z’n Indiaas en de Chinese ming vazen die overal rondslingeren blijven impressionant. We leren over de dynastie. Haar tragische figuren en haar overwinningen; pijnlijke geheimen en schandaleuze roddels.
Het paleis vult onze hoofden, weerspiegelt in onze ogen en omdat het verboden is foto’s te trekken moet ik erg voorzichtig zijn. Deze residentie diende enkel tijdens de winter, stond dus steeds een half jaar leeg, voor de dienaars om te kuisen. De spiegelzaal reflecteert duidelijk Versailles, de uitgestrekte fresco’s tonen allegorieën voor het keizerrijk en haar heersers, ergens herkennen we onszelf als de Oostenrijkse Lage Landers. Buiten in de tuin staren we de heuvel op, waar een tweede gebouw rijkdom uitstraalt. Of is het macht? Waarschijnlijk een galerie of orangerie, ik ben het onze gids vergeten vragen.
Niet makkelijk een avondmaal te vinden, alles is volgeboekt, niemand heeft een tafel voor ons. We frissen ons op in het hotel in vinden op goed geluk een plekje. Quiche vol groenten en een croque met zalm. Daarna loods ik Hans tot in een Amerikaanse Art Deco bar. De sfeer zit goed, op olympisch tempo vliegen er cocktails over de toog en op de achtergrond speelt heerlijke muziek uit de roaring twenties. Het plafond bestaat op cassettes natuursteen, gelijkend op het Roomse Pantheon, een warme gloed schijnt door dun geslepen agaat en alles lijkt ruimer door de vele spiegels die de muren bekleden. Grappige verhalen vertellen en daarna op zoek naar een dessert. In onze tas een stuk Sachertorte, maar Hans heeft liever wat cheesecake.
Toch vlakbij en we groeten voor het eerst de Donau. In de hotelbar drinken we nog een pint en omdat die even op zich laat wachten dwingt Hans de manager nedering tot op de vloer. Daarna staat onze drank razendsnel op tafel. Eng hoor. Op onze kamer lozen we vlug onze schoenen, en snoepen al wat van ons gebak. De rest houden we voor morgen. Naast mij Kaal en de Toverberg, en ik schrijf mijn eigen teksten.
Dag 3
Deze morgen zitten we in ‘Zum Schwarzen Kameel’, een Art Deco bistro en Hans bestelt vijf gerechten. Enkele foto’s van het mooie interieur en dan volgen de borden elkaar op. Eieren, geroerd en gespiegeld, met spek of zonder, ook brioches en croissants, potjes confituur daarbij en voor te drinken vers geperst fruitsap en warme chocolade voor Hans. De zoutmolen kraakt en maakt alles nog lekkerder. Voor af te rekenen kiezen we elks een doosje snoepgoed, souvenirs voor thuis uit te delen.
Terwijl ik rond de Stephans wandel, die kerk blijft verbluffend, maakt Hans een pitstop in het hotel. We besluiten onze voormiddag te vullen met kunst. Meer specifiek, secessionisme in het Leopold Museum. Daartoe wandelen we door een kleurrijk stadspark, de herfst schildert alles geel en oranje. In het midden vinden we een Griekse tempel, met erachter tot nog toe onbekende spitstorens. Fijn dat de laatste rozen uit een indrukwekkende collectie hier hun bloei afwerken, heerlijke geuren en opbeurende kleuren. Op onze route springen we ook kort binnen in de Peterskirche. Barok, veel zilverwerk en goud, de ovale koepel beschilderd met engeltjes op wolken, en alle kleuren veel te diep, elke decoratie gekruld en golvend.
Wat later en we bevinden ons in het Museumkwartier, een centraal plein omringd door artistieke heiligdommen. Moderne blokken, experimentele lijnen, rechts in grijze natuursteen, maar wij moeten links zijn, volledig spierwit. Op de vierde verdieping wandelen we tussen Klimt en zijn tijdgenoten. Bladgoud en lieflijke kleuren. Een enorm raam geeft uitzicht op de stad, koepels en torens, rijkdom, maar vandaag geen zon. Op het doek veel naakt, om te provoceren en te shockeren. Het de experimentele sfeer maakt elk werk verrassend en interessant. Honderd jaar oude posters die ooit reclame maakten voor deze kunst spelen met typografie en gebruiken even vaak leegste als drukte om iets te zeggen.
Een verdieping lager treffen we Egon Schiele. Ruwe vormen, verwrongen lichamen. Veelal naakt, en vaak zelfportretten, dat wekt emotionele reacties op. Maar we zien ook zijn ouder werk, oefeningen en opdrachten. Bijvoorbeeld idyllische natuur scenes, of Oostenrijkse dorpjes bij nachtlicht. Sommige zalen zijn gevuld met meubilair, rechte lijnen en patronen, of net evocatieve, dansende bewegingen in cocktailglazen, kandelaars en glas in lood ramen. Een volgende zaal toont Klimt’s bureau, objecten gestreeld door zijn handen. We zien even- eens veel prachtige kunst van tijdgenoten, leermeesters en leerlingen, onbeschrijfelijk, doch de meeste namen ben ik ondertussen vergeten.
Ik verlies veel tijd in de winkel van het museum, te veel keus. En dat niet alleen, ook Hans geraak ik kwijt. Hij voelt zich niet op en top, dus gaat even rusten in het hotel. Met een half uurtje tijd werp ik mij op de laatste twee verdiepingen. Kijk veel selectiever, slechts drie of vier foto’s, maar ook hier enkele meesterwerken. Het provocatieve blijft, een Japanse invloed valt te bespeuren, of beeld ik me dat slechts in? Terug naar het winkeltje en vul een hele tas, kaartjes, een Schiele catalogus en een poster. En enkele andere leuke spulletjes, nog te zien wat voor wie.
Met zware papieren zak in de hand terug naar het hotel. Ik wandel door het park achter de Hofburg, Over de schouders van Mozart op zijn memoriam, tussen de herfstkleuren, zie ik enkele torenspitsen. Palmenhaus begrenst de rechterzijde van het park, de imperiale serre’s vol exotische planten, munt geschilderd en een plaats waar Hans voor geen geld wilt gaan eten. Gelukkig heeft hij een half uurtje kunnen slapen. Wat frisser en ik laat mijn spullen achter op de kamer. Nu kunnen we op zoek naar onze gids van gisteren.
Want vandaag gaan we opnieuw op stap met Jan, deze keer al fietsend. Guten tag, How are you, Konnichiwa? Daar staan onze fietsen, en voor ik het vergeet, hier, Emiel, Happy birthday! Een antiek postkaartje van Wenen, het beeld van Maria Theresia geflankeerd door de historische musea. Wat een tof cadeau! Veilig in Hans rugzak, van harte bedankt, en ook ontzettend en wauw. Nu kan onze toer echt van start gaan. Die begint langs de ringweg, de brede boulevard rond het oude hart van Wenen. Deze vormt een streng van architecturale meesterwerken. Eerst de gigantische universiteit, verbonden aan het ziekenhuis. Sprekende neorenaissance, de stijl van ontdekking en wetenschap. Vervolgens een neogotische kerk in restauratie, ernaast in dezelfde stijl het stadhuis. Doet enorm denken aan het onze in Brussel, maar zoals het hoort is alles hier veel grootser. Onze derde stop is het kraaknette parlementsgebouw, net gerenoveerd, als een neoclassicistische collage. Want het oude Griekenland is de bakermat der democratie, en dat mogen vergulde accenten en massieve bronzen beelden onderstrepen. Deze verbluffende en eclectische verzameling gebouwen zijn van begin tot einde perfecte voorbeelden van hun stijlen, piekfijn en imposante weerspiegelingen van macht en rijkdom.
Onze volgende halte ligt een eindje verder. We fietsen langs het Donaukanaal, een plaats gekoloniseerd door graffiti artiesten. Met elke meter weg van de Stephan gaat de architectuur achteruit. De woningen groeien kaler, grijzer, en wij zijn niet de enigen die dat merken. Vijftig jaar geleden bracht een vrolijke ziel nieuw leven naar dit deel van Wenen. Hundertwasser ontwierp een wijk vol kleuren, asymmetrie, willekeurig geplaatste ramen, elks een ander formaat. Net alsof enorme, aan elkaar gelijmde parels deze warboel ondersteunen. Ook de ziel van Gaudi kruipt hier over de stenen. Hand in hand met het vele groen, bomen en struiken ontspruiten op de dakterrassen en elke open plek. Ik vind het geweldig, de chaos, de willekeur, zoveel natuur aanwezig, en kleuren. Hans verkiest orde en rechte hoeken, dit hier is niet zijn ding. Een braadworst met gesmolten kaas erover koelt de gemoederen en we kunnen verder fietsen.
Dat doen we door Praterpark, drie keer zo groot als Central Park in New York. Ooit blaften hier de dubbelloopsen en de honden van de Habsburgers. Dit was namelijk hun privé jachtgebied. En ook nu is het grootste deel verwilderd bos, met paden en wandelwegen doorwoven. De herfst kleurt alles geel, en volgens Jan wonen hier verscholen enkele hertjes. Verder loodst een enorme brug ons over de brede Donau, de grootste rivier van het continent. Aan de overkant zien we het internationale district, met centraal de aanwezigheid van de VN. We zitten reeds een half uurtje over tijd, rijden wederom over de weidse Donau, voorbij het oudste reuzenrad nog in gebruik. Niet veel later maken we onze lus af. We leveren onze fietsen in en bedanken elkaar voor de erg fijne en leerrijke dag. Hou me op de hoogste als jullie ooit terugkeren naar Wenen. We zullen thuis in België reclame maken voor Jan, de beste gids van Oostenrijk. Auf wiedersehen!
Hans toch ietwat moe, en natuurlijk zoveel gezien en gehoord dat even bezinnen niet misplaatst is. Wanneer we het hotel passeren verlies ik hem daar, maar ik been stevig door. Met de verschuiving van het uurwerk schemert het nu al, ook al moet de klok nog vijf uur slaan. Dat geeft me een uur tijd, want op zondag sluiten de musea om zes. Op naar het Weltmuseum met andere woorden. Tussen de Habsburgse collecties pronkt een Azteekse hoofdtooi, één en al goud, paradijsvogelstaarten en andere glanzende veren. In een andere zaal, een oud schaalmodel van een Japans landgoed, gemaakt in Tokyo ter deelname aan hun eerste wereldtentoonstelling. Maskers uit Patagonië, gewaden uit het midden oosten en van de bedouin, een honderdtal tulbanden uit het Ottomaanse Rijk, een verzameling Indiaanse wapens, van meterslange speren tot korte, gekromde dolken, en een heleboel moordtuigen waarvan ik de naam niet ken. Ik zie catamarans uit Polynesië, tapijten uit Indonesië, waaiers en parasols van papyrus uit Egypte, en elegant porselein uit China.
Door de luidsprekers weerklinkt het einde der tijden, zodra zal het museum sluiten. Ik haast me langs de wapenuitrusting van Karel de Vijfde, de trappen af, koop niets in de sluitende winkel, en ook niet in de drukke straten, want na zeven uur op een zondag is alles gesloten. Of; gelukkig is dat niet waar. Hans levend aangetroffen in het hotel en we keren terug naar de Zwarte Kameel. Ditmaal voor een heerlijk Wiener Schnitzel, met zoete veenbessen- confituur en zure aardappelschijfjes. Dat alles spoelen we door met een frisse pint, en de dag is af. Terug op de kamer begin ik te schrijven, Hans leest wat over de stad, eerst in zijn gidsboekje, daarna online. Hij wil meer leren over wat Jan vandaag vertelde. Misschien tijd om te gaan slapen. Zometeen is het middernacht.
Dag vier
Onze laatste ochtend in Wenen. Laten we dat woord ‘laatste’ niet al te vaak gebruiken.
Rest ons nog Café Central. Steeds druk, lange rijen tot het volgende kruispunt, daarom staan we op met de eerste zon. Zonder reservatie geraken we toch binnen, het scheelt weinig tot acht. Of wel zon? Die zien we niet, enkel mist en laaghangende wolken. Rondbogen, munt en bordeaux, de gewelven cremekleurig en daartussen Art Deco kandelaars. Spiegels aan de muren, alles lijkt lichter, groter. Een Weens ontbijt, of twee. Dat zijn croissants met honing, broodjes met boter en zachtgekookte eieren. Kopen we souvenirs? Thee, chocolade, gebak voor later? Te duur voor wat het is.
Een blok verder, achter twee straten en driehonderd meter, staat een Romaanse kerk zonder naam. Ik ken ze alvast niet. En ze oogt eerder gotisch. Met lijm, maar zonder geodriehoek, beplakte iemand het kader met enkele eclectische elementen. Geeft het gebouw een speelse, asymmetrische indruk. De smalle torenspits geraakt slechts enkele meters voorbij de nok en stopt dan abrupt. Net alsof ze een keppeltje draagt. Jan vertelde gisteren. Bij de Turkse belegering gebruikte men de klokkentoren en als uitkijkpost en schoot haar daarom aan flarden. Nooit de moeite tot heropbouw. Binnen hangt een immense replica van het Laatste Avondmaal.
Hier scheiden onze wegen. Hans slaat of, het nadert half negen. Ik zal hem niet meer zien voor de lunch. Met grote passen beweeg ik richting de Karlskirche, de eerstvolgende halte op mijn schema, daar deze het vroegst opent. Onderweg passeer ik het museum van de Secessionisten. Een gouden krans, rond als de zon, gedragen door een elegant wit gebouw. Geen kinderen spelen in het park, zo vroeg, en het weekend is voorbij. Maar in de kerk ben ik niet alleen. Een tijdelijke stellage huist een lift tot boven in het gewelf. Daarvandaan een wonderlijk zicht op Wenen, de Stephen van hier hoog, omliggend de gewelven en spitsen die ik ondertussen goed ken. Naar binnen toe de impressionante fresco, het Barokke druipt ervan af.
Gewetenloos kruipt mijn uurwijzer langzaam verder en binnen tien minuten zal het Albertina zijn deuren openen. Ik sta voor de balie en krijg slecht nieuws van Hans. Waar Klimt’s Kus hangt; het Belvedere is voor vandaag volledig uitverkocht. Geen online plaatsen meer over. Tot daar gaan voor een ticket blijft mogelijk, maar daar zijn mogelijk vele uren aan verbonden. Nog even tijd om die knoop door te hakken.
Voor het zover is, Basquiat in de kelder van het Albertina. Felle kleuren en rudimentaire herkenbare vormen, soms aangewezen met kort gekrabbelde uitleg. Kritiek voor de Amerikaanse politie. Sommigen zien zijn werk als kinderachtige schetsen. Ik ben niet zeker. Gelukkig hangt er enkele verdiepingen hoger wat vertrouwder werk. Lelies van Monet, lopen over in rozentuinen en een Bretoens tafereel van Renoir. Na de franse namen ook naakte strandgangers van Munch, en het abstracte zegeviert onder bewind van Kandinsky en Miro. Het internationale theater groeit met enkele klassiekers van Picasso, gezichten van links, rechts, boven en onder door elkaar, gemengde perspectieven. Maakt dat monsterlijk of kunst?
Een verdieping lager verzamelt iemand schetsen uit de renaissance. Ik zie een anatomische studie van Michelangelo. Een speerwerpende rug met elk spiertje uitgedokterd. Een betoverend mooi elfengezichtje getekend door Rubens, met daarnaast een eerder helse schepping uit de verbeelding van Jeroen Bosch. Monsters uit het vagevuur, strompelend door een Hollands landschap. Mooist zijn de prenten van Dürer. Perfecter dan Gods schepping, de vleugel van een kleurrijke vogel, een eenvoudige haas, elk haartje op zijn plaats en een assortiment van moerasplanten, verbijsterend ondanks zijn misleidende eenvoud.
Op dezelfde verdieping, maar tegenoverliggend, een tijdelijke tentoonstelling over eigentijdse artiesten. Om te beginnen enkele reusachtige prenten, getekend met vetkrijt. Monotoon, een enkel tekenpigment op de drager. Hier hangen verlaten fabrieken, overvolle ateliers, intieme blikken op complex gestauwde werkruimtes. Leuk om naar te kijken. Vervolgens nog grotere schilderijen, benadrukt door dramatische zinsneden, onderaan het doek. Ik zie verloren mensen, verdwaald en door elkaar geposeerd, wat doet denken aan collages. Binnenkijkend in een wereld waarvan de structuur niet klopt, mensen wiens levens nooit echt zijn geweest. Dit werk vind ik echt goed.
Voor het middagmaal reserveerde Hans eerder een tafel in Lügeck, een prachtig Art Deco restaurant in het centrum. Daartoe mag ik niet schandalig te laat komen en ik haast me door de souvenirwinkel van het Museum. Onderweg maak ik een extra stop. Al sinds onze eerste dag heb ik dat plan. Een miniatuur winkeltje voor antieke prints, of nieuwe drukken met de oude kopergravures. Hier lopen de prijzen op tot in de vele duizenden, en daarom kies ik een kleine, maar erg mooie prent van de Stephen. Voor op mijn kamer, als ik daar nog plaats kan vinden.
Omdat het gisteren zo heerlijk was in de Zwarte Kameel bestelt Hans een extra copieuze portie Schnitzel, maar ik verkies iets onbekends. Een stoofpotje waarvan ik de bouillon met knoedels moet eten, min of meer als voorgerecht, en daarna het vlees en de groenten met zurige en pikante sausjes dien te garneren. We sluiten af met een imperiaal dessert; een portie Kaiserschmarrn. Dat zijn dikke pannenkoeken, versneden tot kleine stukjes, geserveerd met zoete kersenconfituur en zure appelcompote.
We aten vroeg, dus hebben nu tijd. En dat is goed voor de vertering, een half uurtje wandelen. We gaan te voet tot bij het Belvedere, een groot paleis net buiten de oude stad. Daar hangen de bekendste schilderijen van Klimt, en vast nog een heleboel andere prachtige kunstwerken. Aan de kassa blijkt de wachttijd op te lopen tot twee uur. Dat zie enkel ik zitten, één ticket met andere woorden, en opnieuw scheiden onze wegen. Hans maakt een wandeling door de haarfijn onderhouden parktuin, terwijl ik nadenk. Hoe kan ik mijn beperkte vrije tijd uur zo vol en zo efficiënt mogelijk spenderen?
Begin met een dagticket voor het openbaar vervoer te kopen. Zo sta ik razendsnel voor de Kaiserliche Schatzkammer, waar Wenen de duurste schatten, rijkste gewaden en meest decadente juwelen van de Keizers bewaart. Onder meer zie ik de gouden Bijbel van Karel de Grote, en de middeleeuwse kroon van zijn afstammeling Otto II, vol edelstenen, blinkend als de sterrenhemel. Kleding gesponnen uit zijde en gouddraad, satijn en zilver herwerkt tot gedetailleerde patronen en prenten. Hier staat ook de kribbe waar Napoleons zoon sliep en schreeuwde, en een verzameling complexe sieraden in tientallen kleuren, met als kroon enkele Hongaarse opalen. Ook religieuze objecten, waardevol op een andere manier. De Heilige lans die Jezus doorboorde, en onder hetzelfde glas bewaard, ook een fragment van het Heilig Kruis. Dat is toch wat de bordjes zeggen. Of het echt zo is betwijfel ik.
Met een dikke dertig minuten haast ik me naar de dichtstbijzijnde tramhalte. Het schemert wanneer ik de enorme tuin van het Belvedere doorwandel, gelukkig nog op tijd. De zalen op het gelijkvloers en de eerste verdieping sla ik over. Mijn brein loopt reeds over van de kunst, en een beperkte collectie middeleeuwse schilderijen kunnen momenteel mijn aandacht niet grijpen. Met grote passen passeer ik ook de realisten en hun niet prikkelende voorstellingen van doorsnee levens een eeuw geleden. Waar ik al mijn tijd spendeer is de verdieping van Klimt. Blinkend van goud en zilver straalt de Kus, omringd door een internationaal publiek. Van dichterbij bekijk ik al zijn technieken en kleuren, neem vele foto’s voor later, en werp ook een blik op de omhangende kunst. Portretten van rijke vrouwen, zonnebloemen die doen denken aan Van Gogh, en zweverig portret van Adam en Eva.
Terug op hotel plof ik neer op het bed. Inprenten wat ik vandaag allemaal zag, zoveel mogelijk beschrijven, mijn verzuurde benen laten rusten. Ik douch en typ. Niet veel later zitten we op de eerste verdieping van een authentieke negentiende eeuwse bistro. Braadworst met mosterd, daarna een apfelstrudel, gebracht door een Servische jongedame. Lokale kost voor een lokaal spektakel; een Weens concert.
In een zaal beplakt met goud, waar enkel chic geklede gasten en hoog opgeleide muzikanten binnen mogen, vernoemd naar Mozart en ontworpen naar een eclectisch samenraapsel aan stijlen. Daar zitten wij, op het balkon, met zicht op het orkest, kleurrijk gekleed in ouderwetse kostuums. Het publiek, een daverend applaus, krijgt kippenvel en twee uur zinderen voorbij. Klassieke melodieën, doorborende zangstukken, duet of alleen, evenals de vioolsolo door merg en been. Pauze ter ademhaling en na afloop een staande ovatie zonder eind. We krijgen enkele bisnummers, ook van Strauss; iets losser, vrolijker. Het publiek klapt mee.
Op de kamer. Overweldigend vandaag, en ondertussen ook al laat. Vooral omdat we er morgen zo vroeg uit moeten. Onze ochtendvlucht. Met moeite krijg ik mijn vele souvenirs en nog meer cadeaus weggestouwd, de valies barst bijna open, net zoals mijn hoofd. Gelukkig kan Hans ondanks mijn gerommel slapen. Ik plan hetzelfde. Dat schrijven volgt later wel.
Foto’s: Emiel Van Herck
Comments (2)
Top! Ik sta idd om 7 uur op als ik uitslaap hahah
Boezemt velen angst in