Dag 1
Ja, da’s bus gemist, stuurt Elias, maar gelukkig alles berekend en we kunnen ons met wat speling een vertraging veroorloven. Met Seppe in Antwerpen waar ze de eerstvolgende trein richting het Oosten pakken. Na een overstap in Brussel voeg ik mij bij hen in het station van Leuven. Daarmee is de trip officieel begonnen. Door de ramen raast de armoede van Wallonië voorbij; leegstaande fabrieken, vervallen arbeidershuizen en geen gebrek aan rondwaaiend afval. Anderhalf uur later staan we onder Duitse wolken.
De Latijnse kolonie Aquae Granni verloor bij afloop van de klassieke periode haar Romeinen en haar achternaam, waardoor we nu niet in Aquae maar in Aken staan. De Franse naam van de stad geeft nog een hint naar haar geschiedenis. Aix-la-Chapelle verwijst namelijk naar de Paltskapel midden in de stad, eind achtste eeuw gebouwd in opdracht van Karel de Grote. Daar wensen we spoedig naar, maar eerst alles lozen in ons hostel, zodat we lichtbeladen de stad in kunnen. We krijgen elk ons eigen bed, in een kamer die we met niemand hoeven delen. Ondanks de nabijheid tot het station is het er stil, en te voet ligt het op slechts tien minuten wandelen van het centrum.
Die minuten rekken zich meteen, wanneer we na twee stegen een verlaten kinderspeeltuin vinden, verstopt achter een modernistische klokkentoren. In de schaduw van een ontluikende kastanjeboom springen op de speeltuigen tot ze kraken en wij het zand uit onze schoenen moeten kloppen.
Dankbaar kijken we op wanneer de zon onze ruggen brandt en de onverwachte warmte doet de haartjes in mijn nek rechtop staan. De hemel lijkt geschilderd door Magritte, en staat prachtig boven de Dom van Aken. Eerder vermeld als de kapel van Karel, waarvan het achtzijdige hart meer dan duizend jaar oud is. Later werd de kooromgang uitgebreid naar gotische richtlijnen, en in de organische krullen van het raamwerk schuilen trotse adelaars. De klokkentoren brandde af en richtte men wederom hemelwaarts volgens de principes van de renaissance. Dat wil zeggen, ronde bogen, rechte lijnen, eenvoud en harmonie. De contrasten nemen toe in de vele kapellen rond het gebouw, doorheen de eeuwen sporadisch toegevoegd in verschillende stijlen, zodat het geheel een prachtige collage vormt van duizend jaar Europese architectuur.
Hoofden onbedekt en daarnaast ook sober gekleed mogen we gratis naar binnen. De karolingische kern blaast ons meteen omver, op de ronde gewelven pronken eeuwenoude mozaïeken vol kleuren en de centrale koepel toont Jezus en de evangelisten in een zee van goud. Meteen herken ik Ravenna in dit gebouw, de Romeinse stad waar Karel zijn inspiratie en werklieden vond om deze kathedraal- geworden-kapel in te kleden. Sommige patronen herhaalden ze exact, maar de grote bloemsterren en kronkelende druivenranken zijn uniek. Het veelkleurige licht dat binnenvalt door het glas-in-lood schenkt een mystieke aura aan de miljoenen tessera die de mozaïeken vormen, en aan een lange ketting, van de metershoge koepel tot vlak boven onze schedels hangt een enorme kroonluchter waar dikke kaarsen zich ooit mengden in dat magisch licht met hun geflikker.
Ten tijde van de Romeinen kreeg dit gehucht die naam natuurlijk niet zomaar. Warm water stroomde hier uit de grond, kreeg een medische werking toegeschreven en spoedig ontwikkelde hier een antieke spa-cultuur. Net buiten de ring van Aken kan je nog altijd baden in natuurlijk verhit water, maar ook binnen de stadsmuren valt die vloeibare erfenis te bezichtigen. Achter de Dom liggen de Elisenbrunnen, fonteinen geplaatst in een halfronde zuilengalerij, waarvan de vleugels een groen park omarmen. Onder glas zien we er restanten van de eerste nederzettingen, maar we zoeken voornamelijk de zon aan een tafeltje.
De drukte helpt ons niet verder, elk terras volzet en we treuzelen ertussen zonder resultaat. We belanden op de vierde verdieping van een enorme, uit glas gebouwde boekenwinkel, en pas zodra we bestellen merken we hoe laat het is. De schatkamer sluit namelijk over enkele minuten, dus die zullen we voor morgen moeten sparen.
Op de kamer even liggen. Een paar keer douchen en ons warmer kleden voor de komende avond. Zodra de honger begint gaan we terug naar buiten.
Vlak tegenover de Dom vinden we Hansworst, en daar bestellen we ons avondmaal. Ze brengen enkele klassiekers vanover het Duitse Rijk, voor mij een Akense bloedworst, Elias krijgt er een stapel rode kool bij en Seppe gebakken aardappels. Hun streekbier is fris, meer valt er niet over te zeggen. Afrekenen en op zoek naar ambiance.
We passeren het stadhuis, opgetrokken uit grellige rotsblokken, gekleurd door de eeuwen; vooral deze laatste van fijn stof en roet. Twee puntige torens flankeren het middeleeuwse gebouw, waarvan de kantelen doen denken aan de burchten uit sprookjes. Tientallen beelden bekleden de gevel; we herkennen niemand. De foto’s die we trekken vallen tegen, het is te laat op de avond en zonder zon zijn ze allen onderbelicht. Dan maar op zoek naar een glaasje.
Deze avond zien we drie bars. Eerst Kittel, vol jonge mensen, toch iets ouder dan wij, en ze spelen goede muziek. Aanvankelijk zitten we buiten met twee longdrinks en een pintje, we kijken naar de gezichten van de Duitse jeugd, maar zodra het echt afkoelt vluchten we naar binnen voor de tweede ronde. Daarna zitten we in Tijuana, om hun happy hour ten volle te benutten, cocktails aan halve prijs, ook de XL versies. Hier is het drukker, grote zalen vertakken zich vanaf de ingang, en ergens zingt een bende biergenieters luidkeels op het dirigeren van de karaoke. De enige dansclub van Aken vraagt tien euro entree, en zelfs dan staan de mensen in een lange rij tot een straat verder te wachten. Dat is niet ons leven, dus retourneren we naar het centrum; de Domkeller. Een laatste pint, buiten, want binnen lopen de koppen over elkaar, en het miezert. Met snelle pas naar het hostel, waar het net geen twee uur is. Zonder wekkers vallen we in slaap.
Dag 2
Tegen tien uur sluipt de ochtend langs een spleet in de gordijnen over onze gesloten ogen. Ze vraagt ons in te pakken, eerst te douchen, en dan naar Keulen te vertrekken. Wij hebben andere plannen, honger voornamelijk, maar ook de schatkamer die we gisteren misten.
We kennen de weg al goed, tien minuten later kiezen we koffiekoeken in Printen, de oudste bakkerij van Aken. De suiker geeft ons energie, al gaat het eten langzaam. Op het plein langs de Kapel staat een kleine markt, waar we langs wandelen; de etiketten proberen lezen. Het weer is minder dan ons beloofd was. Het weerbericht liegt altijd.
De schatkamer bevat duizend jaar Duits goud, meesterwerken vanover West-Europa en gestolen uit Constantinopel. Er is echter een duidelijk pronkstuk, namelijk de buste van Karel de Grote, meer dan levensecht kijkt hij op ons neer. Een nobele wijsheid ligt in zijn blinkende ogen; net zoals de rest vervaardigd uit goud en zilver. Zijn kroon en juwelen zijn bekleed met geslepen edelstenen, sommigen groter dan een golfbal, en de meeste fijn gesneden en geslepen met eigen miniatuurtaferelen. Het is duidelijk dat elke steen ooit gedragen werd door royaliteit of zelfs Romeinse adel, als hart van een diadeem, broche of halsband. Karel was keizer van de Franken, die onder zijn gezag het leeuwendeel van West-Europa beheersten; in het westen, wat nu Frankrijk is, en in het oosten het huidige Duitsland. Daarom draagt zijn gouden mantel tientallen Duitse adelaars, en daaronder glanzen Franse lelies in een zee van helblauw emaille.
Opeens nadert het elf uur; we staan nog onder karolingisch bewind, maar moeten zometeen uitchecken, dus het is tijd om af te druipen. Niemand geeft een kick wanneer we een half uur te laat onze sleutels retourneren, volle tassen op onze schouders, hopend op een trein naar Keulen.
En die dient zich aan; niet de onze; niet de trein die we weken geleden boekten, maar insgelijks hetzelfde traject, dezelfde bestemming, en tegen 160 kilometer per uur blaast het netwerk ons over twee stalen rails naar Cologne. Het station lijkt op een vliegtuighangar uit de Tweede Wereldoorlog, een groot stalen skelet van pure Duitse industrie, pikzwart door roet, olie en as. We zien de kathedraal door het halfronde, glazen gewelf.
Die is natuurlijk veel te groot, overweldigend en overdonderend groot, haar schaduw weegt op ons, te meer daar we ons reeds gekrompen voelen naast de gestalte van dit stenen monster. De overdaad van het Duitse.
Maar eerst naar het hostel. De balie bedient een bende beschonken dagtrippers, hier voor de voetbalwedstrijd waar wij pas straks over zullen leren. Na het delen van de kaarten, maar voor het eerste spel, blijkt het onze beurt. Ze geeft ons alle drie een kaart voor onze kamer, waar we prompt alles op de grond laten vallen en we ontdekken waarom dit hostel het goedkoopste van de stad is. We moeten onze eigen bedden opmaken, waarna we de benodigde zaken in een enkele tas passen, en eens zover zoeken we lunch.
Op voorhand had ik enkele toffe barretjes gezocht, maar door de onverwachte drukte zitten deze allemaal al vol. Met de altijd aanwezige torens van de dom achter ons vinden we uiteindelijk een tafeltje onder een warmtelamp. Meteen drie bier en rondom draagt iedereen een sjaal of muts van een voetbalploeg. De sfeer zit er goed in, deze namiddag is het Freiburg versus Keulen, en we hopen op een thuiswinst, om te delen in de overwinning. We bestellen typisch Duits eten, veel vlees, veel aardappels, maar geen tweede pintje, want in vergelijking met ons Belgische zijn we niet erg onder de indruk.
Ondanks het fameuze Dresden was Keulen de zwaarst gebombardeerde stad van de grote oorlog. 93% van de stad verdween onder Amerikaanse en Britse explosieven, en het toont. Naast de dom resteert er slechts een enkele toren van het stadhuis. De vierkante basis wordt achthoekig hogerop, met een spitse toren en vele beelden bekleden de gevel. Ertussen herkennen we keizer Augustus, stichter van de stad, en Johan van Brabant, zonder twijfel mijn vader.
Zo komen we bij wat geschiedenis. Oorspronkelijk stond hier een Romeins legerkamp, op de noordelijke grens van het rijk, namelijk de Rijn. Het fort heette Colonia Augusta, ofwel de kolonie van keizer Augustus, en heel wat samentrekking gaf ons 2000 jaar later Köln.
Achter de zware zwarte massa van de grootste kathedraal onder het gesternte schuilt nog een historisch geschenk. Aan de binnenkant blijkt het huis Gods stukken eleganter, reusachtige ramen van glas-in-lood verlichten de ruimte, waar massieve zuilen de torenhoge gewelven dragen. Mensen vanover de wereld komen hier hun geloof vieren, een meesterwerk van de religieuze architectuur waarderen, maar voor velen is deze plek ook een heilig pelgrimsoord. In de verte van het altaar dat we niet mogen benaderen zien we namelijk de glans van een enorme gouden kist. Volgens de overlevering liggen daarin de laatste resten van de drie koningen, hier geplaatst door de Duitse keizers van weleer.
Niet veel later staan we honderd meter boven Keulen. Een van de torens is open voor het publiek, dus stap na stap klimmen we omhoog. We passeren de 24 ton wegende klok die enkel aangeslagen wordt op kerst, en nemen vrede met het gerinkel van een kleinere bel zodra deze half vijf slaat. Boven heeft Seppe moeite met zijn hoogtevrees, maar overwint die voor een blik over de stad. We zien het overdekte station van deze middag, de Rijn lijkt van hier breed als een meer of zelfs een zee-engte, maar vooral het zicht op de kathedraal is prachtig van hierboven.
Op de Oude Markt bestellen we een lokaal biertje en pogen we onze honger wat uit te stellen met een flammkuchen; een soort Duitse pizza. Ik bouw een indrukwekkend kaartenhuis met de viltjes, en samen kijken we naar de vele vrijgezellenfeestvierders die hier passeren in gekke, kleurrijke kledij. We maken een toer rond de Rijn, wandelen langs de kade voorbij een grote Romaanse kerk, daarna een hele resem barretjes en bistro’s onder de takken van jong groen, en steken de machtige rivier over. Daar bestellen we heerlijke Gyros, uit het vuistje met zicht op Keulen. De dijk langs de kade zit vol jeugd, met hun eigen picknicks en muziek.
Stroomafwaarts staat KölnTriangle, een groot, glazen gebouw, waar we op mogen voor enkele dukaten. Vanop het dak krijgen we het beste uitzicht van de stad, met de Rijn vlak voor ons en daarachter de kathedraal. We wachten op het keren van het weer, want in de verte zien we de wolken scheuren. Niet veel later spoelt de zon haar laatste stralen over Keulen, en wij keren terug naar het hostel.
We pauzeren langer dan verwacht, in conversatie met onze Spaanse kamergenoot David. Na een uitgebreide introductie besluiten we met vier uit te gaan, al zal onze nieuwe vriend op zich laten wachten, daar hij liever eerst nog wil douchen. Niet veel later zitten we met drie in een alternatieve bar vol ambachtelijke brouwsels, vlak naast de spelletjeskast. Samen met de eerste bieren verschijnt David, en we spenderen de avond kaartend, en proberen tussendoor enkele andere spelen. Ik vraag hem over Spanje, we denken deze zomer naar Madrid te gaan, en daarna over de geschiedenis van zijn land. Iets voorbij middernacht moeten we afdruipen, de bar sluit, en wij zijn moe. De hongerigen onder ons verlangen nog een warme kebab, die we al wandelend verslinden.
Dag 3
De zon is terug en Elias doucht. Nog voor hij terugkeert vertrekt David, hij gaat, ons plan in spiegelbeeld, naar Aken. We moeten nog opruimen en inpakken, maar hebben ook indrukwekkende plannen voor vandaag. Nog met slaap in onze ogen rapen we alles bij elkaar en groeten bij de balie.
We staan in de rij, tussen Amerikanen en Hollanders, die reeds hun koffiekoeken bestelden en nu wachten op koffie. Als ik over mijn schouder kijk zie ik mijn vrienden in het deurkader van deze bakkerij, en achter hen vult de kathedraal de gehele hemel. Op de trappen van het gelaagde plein voor dit nog steeds even imposante gebouw eten we onze zoetigheden. Fel licht verwarmt ons.
Onder datzelfde plein stappen we met al onze bagage op de metro, een rit die we al snel moeten staken, omdat we verkeerd zitten. Twintig minuten wachten tot de juiste, dat geeft mijn vrienden alvast tijd om een flesje in te slagen voor het geval ze later vandaag opeens dorst krijgen. Daarna wandelen we door het park langs het spoor, waar we prompt een prachtig doelwit spotten. Met z’n drieën lopen we naar het speeltuig in de kleine kinderhoek van het park. Er staat een schommelpaard op een dikke, metalen vering in de grond, en we kunnen het niet laten de strijd aan te gaan. Enkele gefaalde pogingen later vinden we onze balans, met Elias als zwaarste in het midden spelen Seppe en ik ballast aan zijn zijden. Uiteindelijk slagen we erin alle voeten van de grond te krijgen en kort overeind te blijven, enkel om luid lachend in te storten op het zand van de speeltuin.
Een hele tijd later komen we eindelijk aan in Bonn. Daar pauzeren we kort ter lunch, die we uit het vuistje eten terwijl we door de stad wandelen. Dit uitpuilend dorp heeft slechts een enkel punt van interesse, namelijk de laat Romaanse kerk in het centrum. Vier torens op de hoeken, en een vijfde in de kruising, veruit de hoogste. Het is een verfijnd werk vol kleine zuiltjes en bogen, uit okergrijze natuursteen.
Onze werkelijke bestemming ligt nog iets verder, dus stappen we wederom de metro op, die eigenlijk meer weg heeft van een tram, daar het stel slechts enkele haltes ondergronds blijft, waarna de rit eerst de Rijn oversteekt, om daarna de Rivier langs al haar slingers te volgen. Een half uurtje later zijn we er, en dan kan onze wandeling beginnen. We beklimmen het nachtegalendal, waar de lentezon als duizenden kleine naalden door het bladerdek dringt. We volgen de loop van een kabbelend stroompje, schijnbaar op zoek naar de bron. De steile heuvelwanden langs ons dragen een woud van gigantische beukenbomen, hun bast glanst als zilver en hoog boven ons vertakken ze in Gaudiaanse gewelven.
Tussen de vogelzang bereiken we de top, waar een fruitboomgaard zich hult in witte bloesems. Kinderen spelen onder de regen van blaadjes. We zijn bij het Slot Drachenburg, een sprookjesachtig kasteel dat uitkijkt over de vlakte van de Rijn. Het lijkt regelrecht uit een Disneyfilm, kleurrijk en levendig gedecoreerd als het is. Voor we het een grondige blik gunnen, zetten we ons aan de laatste lege tafel van de kasteelbar, waar we een portie frieten en iets fris bestellen.
Er staat een ontzettend lange rij voor het kasteel, ook al is het geen goedkoop bezoek. We besluiten het dus enkel langs de buitenkant te bekijken, en, bang onze trein naar huis te missen, beginnen we niet veel later aan de afdaling. Die verloopt vlotter en via een kortere route. De huizen langs de weg richten zich volledig naar het drakenthema van het kasteel, overal staan beeldjes en ziet men de silhouetten van vuurspuwende monsters. Wachtend op de tram blijkt de Rijn verrassend fris, hoewel dat niet mag verbazen, het water stroomt recht uit de Alpen.
Toch even onderweg huiswaarts, en dan komen de twee flessen van deze voormiddag boven. Terwijl mijn kameraden genieten, schrijf ik aan dit verslag.