Where the European map shows a colourful puzzle of interlocking nations, historically competing and fighting for supremacy, building alliances only to enact great betrayals in hopes to come out on top, one small nation stands with its back to this haughty cabal and instead looks out over the once infinite Atlantic Ocean.
In ages past, when unknown corners of the globe frightfully warned “Here there be Dragons,” Portugal sent its tiny caravels filled with fervently religious and proud explorers into the unknown. In a mere lifespan, they established themselves at all the major trading stations of the Indian ocean, bringing guns and the Catholic church with them.
Strolling around Lisbon these days, long after all the vestiges of the empire have fallen away, one can still clearly see how these daring sailors brought the East back home. At the corner of every street people enjoy freshly baked pasteis de nata, a delicious pastry sweetened with sugar from Brazilian plantations and flavoured by Indian cinnamon.
Growing massively wealthy from the spice trade, Portuguese kings established convents and castles all around their dominion, covered in endless floral patterns and intricate human figures. The comparison with old Hindu temples cannot be avoided.
It is most strongly in the verdant hills of Sintra that one can believe oneself lost in some forgotten kingdom of colour and creative expression. Its original habitants replaced with buses full of tourists, nonetheless the great palaces of Sintra keep their charm. The tallest towers of the old Moorish castle look out over the cold Atlantic, merging with the horizon somewhere in the distance.
But it is Castelo de São Jorge in Lisbon itself that I am confronted with perhaps the most beautiful of India’s gifts. Because, even though the view of the Portuguese capital straddling the Tejo remains magnificent, the only permanent inhabitant of this mediaeval keep is an extended family of peacocks. They fly above my head from tree to tree, and when one is foolish enough to drop a shining feather, I quickly stow it in my bag, to bring home to Indi.
With every step I think of sending a picture of this lovely city home, to share my experience with the person I love most. Although I walk through the Lisbon streets without company, I am not alone. In my imagination I am continually describing the beauty I see to her, and contemplating what she might say in reply. Once one falls in love the way I have done, it is no longer possible to feel lonely.
Dag 1
Ik vertrek met moeite in Leuven, laat iemand achter die ik moeilijk missen kan. Natuurlijk niet achterlaten, maar toch, gedag zeggen en een week missen. Op de trein oefen ik Portugees en na een dutje op de vlieger lees ik Brave New World, gekregen van Lool voor m’n verjaardag.
Portugal is aangenaam warm, zeker in vergelijking met het grijze België waarvoor ik vlucht. Een mist van trillende druppeltjes hing in de lucht, een soort regen dat men hier niet kent. Een tijdje dwaal ik tussen het openbaar vervoer, daal af onder de luchthaven naar de metro, en stap over op een trein. Krijg een lang bericht van Indi, over de gedeelde uitdaging van onze relatie, en hoe we het leven samen mooier maken.
Sintra is een klein stadje aan de voet van groene heuvels. Oudst is het Kasteel van de Moren, paars belicht in het duister. De vochtige straten, want tijdens de landing en ervoor regende het intens, lopen op en neer, worden smalle steegjes beslagen met ronde keien, vormen een spinnenweb tussen gezellige winkeltjes, een handvol bruine kroegen en het Koninklijk Paleis. Alles is gesloten, toch wandel ik even rond. De twee enorme schouwen van de royale residentie lichten wit op in de nacht.
Rond het vallen van de nacht zit ik in het hostel, een sobere bedoening, met een gebak en mijn laptop. Wisselend stuur ik berichtjes naar Indi, en schrijf ik deze zinnen. Het stormt als in India.
Dag 2
Gesnurk in de nacht dus ik bezoek de wasruimte en prop vochtig wc-papier in mijn oren. Niet volledig uitgerust, maar opnieuw indutten zit er niet in, dus controleer ik mijn gsm. Een lang bericht van Indi, over leren liefhebben, er voor elkaar zijn, samen een betere toekomst bouwen. Met een warm gevoel vul ik een bord; brood met kaas, yoghurt en iets zoets voor erna. Samo de Sloveen deelt zijn tafel en hij oogt sympathiek.
Een klein uur later staan we voor het Koninklijk Paleis van Sintra. Een collectie witte blokken, van gepande daken voorzien, raamkaders in verschillende stijlen, daar het gebouw over drie eeuwen evolueerde, en symbolisch geworden voor de Sintra: twee schouwen, in de vorm van dertig meter hoge melkflessen, als vrolijk duo naast elkaar. Spitsbogen dragen een galerij boven de inkom, waar we de eerste zalen verkennen. De zwanenzaal, twee dozijn witte vogels op het plafond. De volgende ruimtes behouden het patroon, en een Islamitische erfenis van complexe geometrische patronen in groen en blauw op witte tegeltjes bekleed de muren. Deze lopen over in honderden repetities van identieke, handgemaakte wijnbladeren en maïskolven; eveneens ovengebakken tegeltjes.
Meest indrukwekkend is de zaal der wapenschilden. De wanden een massa van Delfts blauw, met gedetailleerde taferelen uit de levens van de Portugese adel. Boven de duizenden volmaakte plaatjes begint het houten, gouden gewelf, en koepel vol krullen en elegante herten. Elk dier draagt in zijn gewij een wapenschild, voor een totaal van tweeënzeventig. Het gewelf plooit dicht, vernauwt richting het zenit, eerst reducerend tot de acht nakomelingen van koning Manuel I, met zijn eigen wapenschild, eveneens dat van het land, groot en goud bovenaan.
Ook interessant is de keuken, een rechthoekige ruimte, verdeeld in twee vierkanten door een grote boog in het midden. De eerste vijf meters van de wanden gaan gedekt in witte tegels, die doen denken aan de Spaceshuttle, en eveneens dezelfde hittewerende functie vervulden. Want heel de kamer is een oven, bakplaat en open haard; de twee vierkante ruimtes lopen op, steeds nauwer, tot twee cirkels, drieëndertig meter boven ons, waar de schouwen een blauwe stip van de hemel tonen. Rond ons staan grote kookpotten, genoeg voor hele everzwijnen, en op de vloer staan braadspitten van drie tot vier meter lang
Na afloop kort door de bijhorende tuin. Terrassen op verschillende niveaus, sommigen voor kruiden, anderen voor bloemen. Oude druivelaars hangen over een houten treillage. Korstmossen op de schilfers van de afgebladderde verf, een stenen leeuw die al honderden jaren vergruist, botte klauwen en tanden onder een Magnolia Magniflora met dikke bladeren, frisgroene varens tussen het dikke mos op de oude bast.
Na een pauze op de trap in de zon voor het paleis, en het inslagen van snacks, stap ik met Samo de berg op. De groene heuvels van Sintra vormen een micro klimaat, warmer en vochtiger dan de rest van het land. Dus onze weg naar boven loopt tussen subtropische bomen, de laatste bloemen van het seizoen, en we bevinden ons halverwege de verwachting een schreeuwende aap of bonte papegaai te zien. Helaas.
Ik wandel alleen over de muren van het Moorse Kasteel, een sliert gekanteelde muren en torens over de pieken van twee heuvels. De lagere binnenplaats beschermde duizend jaar geleden de stallen en de cisternen voor zoet water. Ik volg de weg langs de perimeter en passeer op die manier beide hoogtepunten. Daar vind ik resten van barakken en donjon. Niet veel maar dan de fundamenten resteren, wat het zicht buiten de muren eens zo interessant maakt. Naar het westen zie ik de Atlantische oceaan, blauw en eeuwig. Op een hogere piek in het zuiden staat Palacio da Pena.
Een recenter monument, testament van de laatste gloriedagen, toen het goud nog rijkelijk hiertoe stroomde uit Brazilie. Het is een eclectische collectie stijlen, met inspiratie vanuit vele eeuwen. Links een bolle, gele toren, met ronde koepel. Links een rode klokkentoren met veel spitse pinakels en kantelen. Overal grijze kantelen eigenlijk, en verschillende raamkozijnen, bogen, expressieve waterspuwers en weelderige fauna tussen de poortgebouwen en uitkijktorens. Ontelbare paarse tegels met witte lijnen bedekken de middenvleugel van het paleis, enkel onderbroken door ronde ramen en een grijze demoon wiens voeten veranderen in vissenstaarten, gezeten op een enorme schelp, en hij draagt een stenen boom waarvan de takken enkele ramen omkransen.
Boomvarens in de binnenplaats, een ruimte die uitkijkt op de overtrekkende hemel, bekleed met talrijke complexe tegels. De patronen onderbreken elkaar zonder structuur, verschillende ritmes botsen onverbloemd op elkaar. De kamers rondom staan vol dure objecten uit koninklijke levens. Duur hout, ingelegde edelstenen en bedkaders bekleed met zilver. Er volgen grotere zalen, de plafonds zijn eindeloze arabesken, veel porselein uit Goa en Macao.
Het weer keert, de atmosfeer kleurt grijs en we zien de oceaan niet meer. Toch dalen we af, een klein uur langs hetzelfde weelderige groen. Eens terug in het piepkleine centrum zien we blauwe scheuren tussen de wolken; het klaart reeds op. Het restaurant dat ik gisteren vond blijkt nu voor de rest van de avond volgeboekt, dus zonder concreet plan trekken we ons terug in het hostel. Chatten met Indi, schrijven en rusten.
We vragen raad aan de balie, gestuurd in de richting van een lokale keuken. We krijgen een karaf wijn naast een grote schotel steak met champignonsaus. De dag komt langzaam tot zijn einde. Nog een klein glas porto en ik kruip terug op mijn bed. Ik luister naar muziek en schrijf tot voorbij middernacht.
Dag 3
Ontwaak om acht, maar weiger en val terug in slaap. Half tien en ik lees tientallen prachtige verjaardagswensen. Denk na over gepaste antwoorden terwijl ik ontbijt. Ik mis Indi, maar we chatten veel, wat helpt. Ik wandel door Sintra en vul mijn rugzak met Portugese happen. Sommigen zoet, anderen zout. Dan zit er niets anders op dan de bus af te wachten, een dik half uur Italiaans te studeren, om te arriveren bij de winderige kliffen van Cabo da Roca.
Hoge golven, eerder massieve muren van duizenden tonnen Atlantisch water, beuken tegen het continent en stuiven op in fonteinen wit schuim. Het haar blaast rond mijn hoofd, samen met mijn Indische sjaal, wat foto’s nemen bemoeilijkt. Ik wandel langs de kliffen, tussen eindeloze velden vetplanten, over een smal pad waar ik continu afgeblazen word door sterke windstoten. Vanop de hoogte doemen scherpe punten voor mij op, afgescheurde stukken Portugal, die als enorme drakentanden in het water staan.
Daarna over het strand, afgedaald en daar windstil. Zo ver naar links als mogelijk, ook langs de klifwanden en rotsblokken naar rechts. De oceaan speelt met het zand, raakt gekleurd, tussen oker, geel, lichtere en aan de horizon ook donkere tinten blauw. Tientallen scherpe punten breken door het oppervlak, sommigen tot vijftig meter hoog. Ik zoek een droge steen in de zon en open mijn rugzak. De lekkernijen verdwijnen langzaam terwijl ik naar Fado luister.
Ik wandel nog een uur of twee langs de kust, klim en daal, proef het zout in de lucht, opgestuifd door de onaflatende wind. Het weer speelt spelletjes, kleurt de hemel grijs, keert terug helder, maar zodra ik op de bus stap, barst het noodweer los. Dikke druppels op het glas, wat tijd om Italiaans te oefenen.
Ik wandel met snelle pas naar Quinta da Regaleira, paleis van een reeds lang overleden Braziliaans handelaar, rijk door koffie en edelstenen. Aan de telefoon met Indi, blij haar stem te horen, we praten over alles en niets, de dag van vandaag, gisteren en zelfs morgen. Ondertussen sluimer ik door de grote parktuin van de villa, tussen de hoge boomvarens, palmbomen en waterpartijen. Daal ondergronds via een mysterieuze wenteltrap tot het hart van de heuvel, waar een netwerk uitgehouwen gangen mij in verschillende richtingen stuurt. De verbinding valt weg, dus ik wandel in stilte door de artificiële grotten. Een loopt uit op een waterval, de andere op een waterput die uitkijkt op een regenachtige hemel, en tot slot wandel ik buiten aan de oever van een donkergroene vijver.
Terug haar stem en ik beschrijf wat ik zie. Het paleis bestaat uit honderd tinten grijs, ik zie het onechte rooster van grote rotsblokken, en bewonder de rijke decoratie van neogotische Manueline. Kronkels en bladmotieven rond de ramen, puntige pinakels op de balkons en het dak. Kort naar binnen, de gewoonlijke rijkdom, minder interessant want het bellen duurt voort.
Op hostel twee mensen uit Japan. We praten een klein uur, voornamelijk in hun taal. Kome vond reeds diner, dus hij blijft hier terwijl Momoko en ik zoeken naar een avondmaal. We vinden een kleine, lokale keuken, bestellen enkele visballetjes en elk een glas wijn. Ze studeert in Trier en verkent volgende week Marokko; beide interessante gespreksonderwerpen.
Op hostel vinden we Kome in de gedeelde keuken. Hij schenkt ons een glas uit zijn Vinho Verde, en we praten over reizen in Japan, in vergelijking met Europa. Daarna haal ik mijn Japanse cursus boven, die ze verwonderd onderzoeken. Veel van de grammatische nuances herkennen ze zelf niet, en de voorbeeldzinnen brengen hen tot lachen. Ik chat met Indi tot ze in slaap valt, en schrijf nu deze zin. De rest moet wachten op morgen.
Dag vier
Ik sta op met lieve woorden van Indi, maar ook met onverwachte lading schoolstress. Dus ik schrap het laatste paleis van Sintra en zet me in de gedeelde ruimte. Bel even met haar en zij legt enkele concepten uit; verduidelijking van de materie. Ik maak oefeningen tot half twee, reeds voorbereid door het inpakken deze ochtend, dus stap daarna op de trein. Met een klein hartje, want we bespraken niet enkel Japanse werkwoorden, maar ook het ijskoude feit dat ze ooit terug naar Italië moet. Ik weet niet hoe om te gaan met die kennis.
Het station is een grote overkapping van staal en glas. Ik stap de half-blauwe hemel onder en verken Lissabon. De combinatie van een aardbeving en enorme vloedgolf verwoestte in 1750 het historisch centrum, gelegen tussen de Alfama en Bairro Alto heuvels van de stad. Daarom ligt er nu een ordelijk rooster van straten, als in Barcelona of New York, gevuld door prachtige herenhuizen uit de late achttiende eeuw. De gevels volgen eindeloze zachte kleuren, of worden bedekt door eindeloze beschilderde tegeltjes. Een groot, langgerekt plein ligt in het midden, dat weg van de kust vertakt in twee nieuwe pleinen; samen vormen ze een Y. Koninklijke beelden en koele fonteinen in de publieke ruimtes. Eveneens een renaissance kerk die in de jaren ‘60 afbrandde, zonder echte restauratie. De zwarte zuilen, waar grote stukken van missen, omdat de heetste vuren ook massieve stukken natuursteen breken, dragen een enorm tongewelf, wat de ruimte een sinistere atmosfeer leent.
Lissabon kent een sterk reliëf, zoals eerder vermeld, voornamelijk door de heuvels Bairro Alto en Alfama. Een elegante stalen constructie vol gotische krullen leidt een lift vijftig meter de lucht in, waar een brug deze vroegmoderne constructie verbindt met het hart van Bairro Alto. Deze dagen de hippe buurt van de stad; met muzikanten op de pleinen en gezellige barretjes in elk pand. Ik verlies mijn spullen in het hostel en zet me op zo’n plein, portie kabeljauw en koude pint op tafel, terwijl de muzikanten spelen.
Ik ga op zoek naar Praça do Comércio. De halfronde stad ligt aan een baai, het centrum van de cirkel vormt het beginpunt van een centrale as; de belangrijkste winkelstraat van Lissabon, symmetrisch tussen de twee heuvels. En het plein van de handel bevindt zich in het midden, gescheiden van de statelijke boulevard door een prachtig elegante poort, waarvan de witte zuilen nobele leeuwen en metershoge Portugezen dragen. De zuidelijke zijde van het plein kijkt uit over de baai, en minuscule golfjes likken de aanlegplaats. De drie andere facades bestaan uit lange galerijen van grijze rondbogen, onder goudgele gevels en grote glaspartijen. In het midden staat een enorme, bronzen ruiter. Een rode hangbrug, de centrale span, langer dan een kilometer, reikt over de baai van de Taag, waar aan de overkant een gigantische Jezus voor de ondergaande zon staat.
Verder op verkenning, andere wijken, in een lange krul, langzaam op weg naar het hostel. Maar op een volgend plein, daar ook groen en dure standbeelden in de schemering, vind ik een groep Spaanse studenten; sommigen uit het Baskenland, anderen uit Catalonië. Later ook vergezeld door een Madrileense, slenteren we een dik uur door Lissabon. We zien de stad onder haar eigen licht, vanuit verschillende standpunten, en uiteindelijk vinden we onze weg naar een restaurant met live Fado optreden. Zij eten niets, het is nog maar acht uur ‘s avonds, dus ik ben de enige met een bord voor mij, terwijl we samen drinken en naar de melancholische stemmen luisteren.
Gedag en ik wandel op mijn eentje door de stad. Chat met Indi want ik mis haar zo erg, stuur haar foto’s van het lokale gebak, koop ook enkele pasteis de nata, en geniet van de heerlijke kaneelsmaak tussen de lantaarns van Lissabon. De kerstmarkt voor het hostel brengt goede sferen, dus ik maak nog een laatste ronde, maar teleurgesteld door het oppervlakkige karakter van de uitgaansbuurt, commercieel en plat, keer ik terug naar de Independente Principe Real. Daar om te douchen en daarna deze zinnen te schrijven.
Dag 5
Proper sober ontbijt en ik bezoek een kerk. Het plafond is een enorm houten paneel, vol religieuze schilderingen. Links en rechts de meest opulente kapellen ter wereld, vol goud, blauwe edelstenen, ingelegd of als muurbekleding. Daarna het Carmoklooster. Gotisch, religieuze kern van de stad, door dezelfde tsunami ontnomen van haar dak. Dus spierwitte zuilen dragen elegante spitsbogen, en daarboven wacht de blauwe lucht. Beelden en restanten ervan hangen aan de muren, vanover heel Portugal, een artistieke reis door de geschiedenis van het land. Enkel het apsis werd gedeeltelijk gereconstrueerd, dus onder de bakstenen daken bewaart het museum haar prehistorische of complexere stukken.
Te voet door het stratenplan van Lissabon, tussen barretjes op zoek naar kleine happen. Ik proef een aantal Pasteis de Nata, ontbijt ook een tweede keer; omelet met hesp en rijst.
De kathedraal van Lissabon is even oud als de Portugese aanwezigheid hier. De rudimentaire voorgevel is vierkantig, draagt twee blokkerige torens, en kantelen lopen langs de dakranden, waardoor het gebouw een militaire indruk uitstraalt. Een lang tongewelf overdekt de centrale ruimte, weinig decoratie, enkel rechte lijnen en halve cirkels. Dure gewaden in de schatkamer, zilverdraad met gouden accenten. Blauwe tegeltjes aan de muur in de leefruimtes van de bisschop.
Ik beklim Alfama op zoek naar het Castelo de Sao Jorge; een middeleeuwse bedoening met rechte muren, rechthoekige torens vol kantelen, geen draak, noch prinses. Wel een spectaculair uitzicht over de stad, de oranje hangbrug over de Taag, voor de silhouetten van enorme haveninfrastructuur. Verder ook de gekleurde gevels van Lissabon, goudgeel bij het Praça do Comércio. Ik zoek en vind de ruïne van het Carmoklooster, evenals sommige plaatsen die ik gisteren bezocht. Parasoldennen groeien in de open ruimte binnen het kasteel, een plaats bewoond door een twintigtal pauwen. Ze vertoeven in de zonnestralen van de nazomer, waar hun verenkleed fel in glanst.
De andere helft van Alfama, de heuvelkant die wegkijkt van het centrum, doet denken aan een Grieks dorp op een mediterraans eiland, met uitzondering van de enorme vrachtschepen die voor de kust passeren. De witte huizen reflecteren het intense zonlicht, en twee grote kerken uit de renaissance doorprikken de hemel. Hun sobere vormen en elegante lijnen verstoren het zicht niet. Er ligt een overdekte markt, staal en glas uit de vorige eeuw, waar gefaalde artiesten hun waren etaleren. In de straten rondom nog meer goederen. Ik kies een tafel en eet.
De lange wandeling terug naar huis brengt me veel mooie uitkijkpunten, op verschillende karakters van Lissabon, evenals gekleurde straten, met betegelde gevels, die uitkijken op de pastel geschilderde gevels verderop. Terug thuis om te douchen, bellen met Tati over heimwee, en nu wat schrijven.
Aan de praat met Bruno uit Brazilië en Christian uit Kroatië, twee toffe kerels uit het hostel. We gaan samen op zoek naar diner, ik met enkele tips op zak. We vinden een toffe wijk met live muzikanten en hippie-types, maar alle kleine restaurantjes zijn tot middernacht volgeboekt. Terug richting het hostel en op de weg vinden we een goed alternatief. Ik deel een grote schotel kabeljauwkroketten met Bruno en we praten over onze levens.
Dag 6
Afgesproken met Yara, kennis via via, via Tati, maar ontbijt verzet naar morgen dus ik eet alleen. Daarna op wandel naar het park achter de hoek om het weer te proeven, kort langs de kamer om me correct te kleden en ik daal Bairro Alto af richting het station. Onderweg bel ik met vader, hij las onlangs zijn zoveelste Dostoevsky uit.
Ik lees Brave New World, verjaardagscadeau van Lool, waardoor ik mijn halte mis. Terug op weg naar Belem, verkorting van Bethlehem, want Portugees klinkt als Spaans, met de helft van de klanken ingeslikt. in de zestiende eeuw had het land de wereldwijde specerijenhandel in handen, en de resultaten staan hier te bezichtigen. De vlooienmarkt doorkruist bots ik op het Mosteiro dos Jerónimos, een uitgestrekt, extreem weelderig gebouw in de Manueline stijl. Dat wil zeggen, late gotiek, gekenmerkt door eindeloze decoratie, kleine details, de witte gevel volledig bezet met heiligen, krullen, lussen, natuurlijke elementen rond het glas-in-lood, in de balustrades, en tot hoog in alle pinakels en de koepel van de klokkentoren. Elke vierkante centimeter wordt dagelijks duizendmaal gefotografeerd.
Ik wandel eraan voorbij, de rij te lang, tot aan de Torre de Belém. Miniatuur fort van struise, maar fijn gedecoreerde toren met kanonnen dragend voorplein. Het geheel staat met zijn voeten in het licht klotsende water van de Atlantische Oceaan, of de laatste meters van de Taag, hier om avontuurlijke caravels uit te zwaaien, en vijandige galjoenen te bombarderen. Verder stroomopwaarts staat een elegant, modern monument, eveneens bijna wit, ter ere van Vasco da Gama.
De drukste plaats in het dorpje is een banketbakker Pasteis de Belém, die naar eigen zeggen als enige op aarde het originele recept in handen heeft. Ik koop er zes gebakjes om mee te nemen voor Indi, daarna nogmaals zes in zijn meest gedogen tegenspeler. Rond de middag oefen ik mijn Japans terwijl ik wacht op stukken gefrituurde inktvis, vervolgens bij de thee.
Ik kijk binnen in de kerk van het klooster, van binnen zo mogelijk nog rijker versierd dan aan de buitenkant. Elegante zuilen dragen het sierlijke waaiergewelf, en ze zijn volledig bedekt met kleine motieven die zichzelf op magische wijze herhalen. Hier ligt niet enkel bovenvermelde ontdekkingsreiziger zelf, ook een groot deel van de koninklijke familie verzamelt stof onder dit dak. Het apsis werkte men echter in een volledig andere stijl af, het is een volmaakt voorbeeld van Mannerisme. Dat wilt zeggen strakke lijnen, enkel recht of perfect rond, en de zo gevormde roostervakken in verschillende, uniforme marmertinten. Een sterk, maar mooi contrast met de gotische krullen die de rest van het interieur kenmerken.
De kusttrein tot in Cascais, met de zakkende zon boven de oceaan. Ik wandel tussen de oude villa’s van dit casino dorpje, hun mooie kleuren en kleine torentjes steken mooi af tegen het roos in de wolken. De vuurtoren heeft blauwe banden, geen rode, en leidt niet langer de schepen voor de kust. Ik volg de mensen en zie de zon verdwijnen in het water, een oranje vuur speelt in de wolken aan de horizon. Boca do Inferno, de aarde beeft en gedonder vult de lucht, want de Atlantische stroming botst hier op zwarte kliffen, waardoor de massieve golven metershoog de lucht in stuiven.
Trein door het duister terug naar Lissabon. Lezen in Lool haar boek, en ik douche me in het hotel. Vervolgens vind ik een tafeltje om postkaarten op te schrijven en zodra daarmee klaar vragen Christian en Bruno wat te doen. We vinden een hippe hamburgertent uitgebaat door Brazilianen en genieten ontzettend van deze stevige maaltijd. Het zijn goede mensen, dus voor dessert kuieren we door de Time Out Market, een uitgestrekte hal onder staal en kunststof; centraal ontelbare tafels en stoelen, allemaal bezet, en langs de rand een veertigtal eethuisjes. We volgen de omtrek en kiezen voor de Pasteis de Nata.
Dag 7
Vroeg uit bed, want afgesproken met Yara, via via kennis dankzij Tati. Ik wandel door de vroege ochtend van Lissabon, alles ingepakt, maar achtergelaten in het hotel, en de straten zijn verlaten. Enkel Noord-Europese reizigers en residenten zijn reeds wakker. We ontmoeten elkaar in een gezellig ontbijtcafé in het midden van de stad, rond een kleine tafel. Twee grote mokken thee, toast met tomaat basilicum en voor mij een bezalmde bagel. Yara reist ook graag, wat toffe verhalen vanover de hele aarde naar boven brengt. Daarna bespreken we door landsgrenzen uitgedaagde relaties, haar volgende tattoo en de voordelen van hostels.
Ik zit lang bij de post, want iedereen buiten de ambtenaren heeft er haast, maar uiteindelijk komt mijn beurt en dan verdwijnen enkele postkaartjes in de handen van een sombere Portugees. De weg beklommen naar Bairro Alto vind ik mijn spullen onaangeroerd en maak ik mijn weg naar het Parque Eduardo VII. Ik wandel door de open groene ruimte, een centrale as van ordelijke heggen in een langwerpig grasveld, geflankeerd door slingerende baldakijnen van loofbomen, tot nog toe onaangeroerd door de kleuren van de herfst. Het hoogste punt geeft mij zicht over het park, daarna een lange groene laan die leidt tot het historische centrum met haar kasteel op Alfama, en tot slot het blauw van de brede Taag, die hier in de Atlantische Oceaan verandert.
Mijn laatste halte in Lissabon is het Museu Calouste Gulbenkian, een verzameling kunst en kunstige objecten in een prachtig gecureerd, modern gebouw. De ruimtes zijn schaars gevuld, waardoor de unieke stukken allemaal hun waardige aandacht verdienen. Zo doorloopt de collectie de geschiedenis van artistieke expressie, tussen de vergulde gelaten van Egyptische farao’s, voorbij Chinees porselein en het meubilair van Louis XIV, arriveer ik voor een uitgebreide collectie Art Nouveau juwelen. Allen gekleurd door grote edelstenen, gevormd naar insecten, slangenkoppen en het menselijk lichaam.
Met het tikken van de klok stap ik op de metro richting de luchthaven. Daar blijkt het even zoeken naar de juiste terminal, maar meer dan op tijd bij de gate, dus ik luister muziek en oefen wat Japans. Drie uur op de vlieger, tijd om te slapen, want de nacht was kort, en ik lees mijn boek uit. Langer onderweg met trein en bus dan mijn geduld verdraagt, en dan val ik Indi in de armen voor het station van Leuven. Glunderend en grinnikend als een waanzinnige.