Dag vier
Oordoppen verlengen de ochtend, wanneer iedereen vroeg op is, zon onder het gordijn glipt. Pas zodra de kamer leeg is, op Seppe na, klim ik naar beneden. Snel kijken of al mijn spullen nog onder het bed liggen, wat gelukkig zo blijkt. Ik neem een snelle douche, keer terug en raad Seppe aan hetzelfde te doen. Even later zet hij zich bij mij voor het ontbijt. Toast, fruit en thee.
We stouwen onze tassen in een daarvoor bestemde ruimte, en beginnen te stappen. Het hostel ligt op een dik kwartier van het centrum, wat ons tijdig introduceert tot Dublin. Het roosterpatroon van brede straten tussen bakstenen arbeiders appartementen met zwart gelakte stalen accenten doet denken aan New York uit oude films. Meteen duidelijk dat dit een ‘gewone’ Europese stad is, plat, vol rumoer, en niet ontzettend proper. Een onheilspellend wolkendek.
We verdwalen wat, maken al stappend een plan. Onder spoorweg, over brug komen we bij de universiteit, te bezoeken in delen, vijftien euro per. Dat klinkt ons ontzettend duur, maar uiteindelijk geen probleem. De bekende bibliotheek die we wilden bezoeken blijkt volgeboekt, enkel online tickets te verkrijgen, en door een ons onbekend evenement wemelt de omgeving van de scholieren en professoren. Alle tickets in hun handen, wij druipen af.
Door straat en steeg naar de National Gallery, zalig betaalbaar gratis. We ontvluchten gedruppel en doen meteen iets mis. Want lege gangen, verwarrende plannetjes, tot we opeens midden in een reeks schilderijen staan. Links verschijnen bezoekers, stromend naar rechts, en wij sluiten subtiel aan. Zo een uur chaotisch door de zalen, zoekend naar bekende namen op de bordjes naast de werken. Daartussen een samenwerking tussen Breughel en Rubens.
We stappen met snelle passen langs een gietijzeren Oscar Wilde in het Merrion Square Park, maar miezer jaagt ons verder door Dublin. We tellen elke roodharige passant, en dat zijn er minder dan we hoopten. Wachtend voor een rood licht ontdekken we een miniatuur eethuisje, waar we onze t-shirts drogen met een elks een tas in de hand. Seppe eet een vegetarische vleesrol, wat in letters en woorden eerder gek klinkt.
Alvast deels tot leven maken we diagonaal onze weg door Saint Stephen’s Green, het grootste park van de stad, fleurig in juni. Een groep zwanen drijft op het meer, waar honderden kringetjes het tegenvallende weer weerspiegelen. Bij de uitgang verschijnen we opeens temidden van een andere stad. Opeens heel wat mensen rond ons, winkels en barretjes, af en toe achter een art-deco gevel. Aangenamer hiertussen te wandelen.
In deze westelijke helft van de stad trekken we eerst richting het kasteel. Vanuit het groene plein ervoor zien we een dikke ronde toren, stereotiep middeleeuws met kantelen en kleine raampjes. Rechts een Brits-gotisch kerkgebouw, en rechts een renaissance paleis, enkel rechte lijnen op grote schaal. Daartegenover, aan de andere kant van het plein, iets wat lijkt op een neostijl kasteeltje, een beetje karikaturaal, vol moderne kunst. Voor we dat bezoeken, eerst een bibliotheek die wel plaats heeft voor toeristen; een gebouw vol manuscripten, sommigen Iers, anderen Egyptisch, daarnaast ook Japanse en Perzische.
Vervolgens twee kathedralen, grijs als zoveel hier. Tien euro per visite, om de toeristen af te schrikken. Deze huizen van God vallen niet te vergelijken met de onze hooggotische meesterwerken, en daarmee blijven onze visites kort.
Ons trip eindigt in Temple Bar, waar alle gezellige pubs liggen. We dwalen er rond, steken eens onze kop binnen in het etablissement dat de wijk haar naam gaf. We vinden drukte, volle glazen Guinness naast lege, en live muziek. Ik moet nog eten dus zetten we ons elders, op de eerste verdieping van een gezellig eethuis, ietwat een herberg. De stoofpot van vlees met Guinness is zoals te verwachten overheerlijk. Het correct bier ernaast maakt de maaltijd volmaakt.
Langzaam richting het hostel, door een vintage kledingwinkel, over een oude voetgangersbrug, kort door een enorm winkelcentrum op zoek naar een zonnebril voor Seppe, om tot slot een laatste souvenir te kopen in een commerciële prullenwinkel.
Wederom een kwartier stappen. Onze tassen gelukkig nog op hun plaats, en we zwaaien niemand uit. De bushalte ook niet om de hoek, dus onze lijdende benen geven hun laatste prestaties. Even paniek wanneer de bus zonder stoppen passeert, maar direct daarna een tweede die ons wel meeneemt.
We leerden gisteren onze les en ditmaal zijn we flink later. We stappen als voorlaatste op de vlieger, net voor die opstijgt. In de luchthaven niet moeten wachten, maar in deze cabine wel, door een technisch probleem. Dat geeft meer tijd tot typen, alleen hoop ik niet te laat in Antwerpen te geraken. Daar moet ik overnachten voor een weekendwerk in het MoMu.
Foto’s: Emiel Van Herck